Uitgeverij Koppernik heeft een nieuw kantoor, dus het was feest. Iedereen was uitgenodigd op de Keizersgracht. Sjiek pand, met een trapje ervoor, een brede gang, marmer, een enorme deur en daarachter een kantoor dat aan de voorkant zo’n zes meter hoog is, en aan de achterkant een vide heeft, met dus boven nog een halve verdieping waar een paar boekenkasten stonden, bij een bank die al gauw de pornobank werd genoemd, en een toilet waar een douche bij zat. Die douche was erg interessant.
Maar eerst was er die borrel. Schrijvers, vertalers, uitgevers, vaste klanten uit de kroeg waar de twee uitgevers van Koppernik ook regelmatig te vinden zijn stonden in groepjes te praten over het Boekenweekgeschenk, over het analyseren van één zin uit dat geschenk, over grammatica (totaal niet belangrijk bij schrijven) en over ritme en schwung van teksten (waar het allemaal om draait bij schrijven), en als je dus een zin grammaticaal in orde maakt en keurig oppoetst dan heb je dus niet meer door dat de sjeuïgheid van de oorspronkelijke zin totaal verdwenen is, en ook werd er gesproken over vertalen.
Er waren een vertaler Portugees, een vertaalster Frans en een vertaalster Spaans, die ik overigens ken als buurvrouw van om de hoek in mijn oude buurt in Zuid. De Portugees had moeite met een bepaald soort slang-taalgebruik dat niet om te zetten was naar het Nederlands. Ik moest denken aan Hugo Claus, die van het accent uit Wales van Dylan Thomas gewoon Vlaamse literatuur maakte – kan best. Ik zei er niks over, ik ben geen vertaler, ik lees alleen alles in vertaling.
Een schrijver die al jaren bij Prometheus zijn boeken uitgeeft, nu precies de achterbuur van Koppernik, vertelde dat hij zijn werk opstuurt en dat de uitgever heel snel en doortastend er boeken van maakt. Dat was voor mij een bevestiging van de keuze die ik maakte om mijn nieuwe roman bij Prometheus uit te brengen: ze laten mij dit boek maken, en dat voelt heel goed. Vijf minuten later zag ik deze schrijver met de uitgever praten waar ik mijn nieuwe roman dus niet laat verschijnen – zo klein is dit wereldje.
Kort daarop was ik in gesprek met een vriendin die in Hilversum werkt. Het was niet echt de tijd van het jaar, maar er vloog wel opeens een mug tussen ons in, een beetje traag en verdoofd, alsof de mug net ontwaakt was, misschien uit de winterslaap. Misschien was de mug net geboren. Misschien stond er water in een dakgoot ergens achter het mooie pand. Muggenlarven worden geboren in stilstaand water, dakgoten, regentonnen. De mug ging op haar onderlip zitten. We merkten het allebei. Zij wuifde hem weg, ik durfde hem niet weg te jagen.
Er kwamen bitterballen, kaasstengels, nootjes en chips. Iemand die op Liam Gallagher leek stond heel stil in een hoekje alleen bier te drinken. De vaste klant uit de kroeg die nooit iets zegt zei ook deze avond niks. Mijn schrijfcollega’s diepten anekdotes op en regelmatig werd er iets gezegd in de trant van: ‘Dit mag nooit en te nimmer in een of ander blog komen,’ en dan knikte ik vriendelijk. Ik kan erg goed een geheim bewaren, ik onthoud alleen namen en rugnummers.
De mug kwam ik nog één keer tegen, toen ik met een voormalig boekhandelaar uit Amsterdam Oost sprak die inmiddels voor Koppernik werkt en die via haar dochter mijn dochter bleek te kennen. Een van de twee meisjes achter de dranktafel was haar dochter. Opvallend, want bij dit soort happenings is vrijwel altijd de dochter van Josje Kraamer (uitgeefster bij Querido en de zus van de uitgever van Koppernik) en Arie Storm (voormalig recensent van het Parool) degene die wijn en bier schenkt.
Zo zit dit wereldje zo’n beetje in elkaar: de dochter van die en die weet dat mijn dochter inmiddels examen moet doen en een vriendje heeft, ze noemden zijn naam, en ik zei dat zijn familie van plan is naar mijn boekpresentatie te komen, waar (bijna) al die anderen ook welkom zijn, dochters ooms, tantes, het is één grote gezellige familie van uiteenlopende types die allemaal een rol spelen in de schrijf- en uitgeefwereld.
Die verbondenheid was ook merkbaar bij de uitreiking van de BNG-literatuurprijs, precies diezelfde dag voor deze borrel. In die kerk geen mug, maar ook daar bekenden, juryleden, oud-winnaars waar ik mezelf ook toe mag rekenen, en vooral een lotgenoot die ook in deze wereld werkzaam is en deze maanden precies hetzelfde traject doorloopt: de behandeling tegen borstkanker van zijn vrouw. We zaten naast elkaar te luisteren naar interviews en voordrachten en te wachten tot de winnaar bekend werd (onze favoriet won), en dat doorkomen van de tijd leek heel erg op het doordenderen van de ene afspraak naar de anderen in het ziekenhuis, het wachten en hopen, het elkaar sterk houden en elkaar hier doorheen slepen.
Er wordt altijd veel gekletst over deze wereld, maar dat gaat bijna nooit over die verbondenheid. Die is er. Ook de wereld van schrijven en uitgeven, met honderden bijzondere figuren, met mensen die een handleiding hebben, met ongeleide projectielen, soms met totale gestoorden, is een omgeving van collega’s en mensen die elkaar al jaren kennen, in ons geval twintig jaar, en die als het er werkelijk op aankomt elkaar de steun geven die nu eenmaal nodig is. We weten ook dat niet iedereen die steun kan geven. Dat hoeft ook niet. Dat is alleen de bevestiging van de eerder gemaakte selectie.
Zet ’m op vriend.