Maandelijks ontvang ik een aantal nieuwsbrieven die ik erg goed vind: die van collega-schrijvers Marjolijn van Heemstra en Philip Huff, en van mijn vriend de muzikant Djurre de Haan, oftewel Awkward I. Het zijn updates over wat ze doen, maar deze nieuwsbrieven zijn meer dan alleen de boodschap ‘ik heb een nieuw boek’ of een nieuws plaat. Ze geven een kijkje in allerlei aanverwante bezigheden. Zo is het heel fijn te lezen op welke manier Marjolijn haar projecten in elkaar zet, wat voor onderzoek ze doet, en om te lezen welke boeken en films Philip tot zich genomen heeft, en welke muziek Djurre luistert. Bij al die nieuwsbrieven denk ik steeds: dat moet ik ook doen.

Nu ga ik dat waarschijnlijk niet doen, omdat ik in de eerste plaats huiverig ben voor het aanleggen van een bestand met mailadressen, want je moet eigenlijk toestemming vragen voor het versturen van een nieuwsbrief, en als mensen laten weten dat ze er geen zin meer in hebben dan moet je dat mailadres verwijderen en volgens mij voelt dat als een afwijzing, en daar kan ik erg slecht tegen. Daarnaast is het opstellen van zo’n nieuwsbrief best wat werk, en dat steek ik evengoed in de blogs die hier te vinden zijn. Dus, zo dacht ik, ik kan evengoed hier stukjes schrijven over waar ik mee bezig ben, dan kan iedereen zelf bepalen of-ie dat wil lezen of niet. Ik kan zelf zenden, de ontvangers kunnen anoniem lezen.

Vandaar dat ik vandaag met een verhaal kom over mijn boekenkast, die opgedeeld is in iets meer dan dertig korte stukjes – plankjes, en er zijn een aantal schrijvers die zo’n volledige plank beslaan. Dat waren eerst andere schrijvers, deze nieuwe namen hebben de oudjes in mijn boekenkast weggedrukt. Hoe gaat zoiets?

Allereerst de oude namen. Ik had van Ernest Hemingway, John Steinbeck, Graham Greene en Cormac McCarthy zo’n beetje het gehele oeuvre staan, grotendeels vertaald, op een paar originele Engelse uitgaven na. Een stuk of vijftien boeken, per schrijver – een hele plank vol. Nu was ik een soort verzamelaar, ik schafte alles aan wat ik van deze schrijvers kon vinden, maar ik heb in de loop der jaren ook weer een heleboel boeken van deze schrijvers weggedaan – weggegeven, in boekenkastjes gelegd, verkocht, weggegooid omdat ze uit elkaar vielen van het vele lezen. Van Greene had ik veel oude Contact paperbacks, en die pockets hanteerden een heel prettig lettertype maar een erg slechte lijm – ze vallen na één keer lezen totaal uit elkaar. Ik ben geen verzamelaar die de boekenkast uitbereid, ik selecteer welke boeken ik in de kast wil hebben en welke weg kunnen.

De nieuwe namen: Dennis Lehane, John Grisham en George Pelecanos. Van Lehane had ik al een paar succesvol verfilmde boeken staan: Mystic River, Shutter Island en het kleine The Drop, de vertaling van Gone, baby, gone (Over mijn lijk), daar kwamen steeds meer boeken bij. Over de maffiabazen en politie-infiltrant in Nachtleven en Verloren wereld. Ieder boek zet op een kalme beschrijvende en zeker niet hijgerige manier een spanning neer die meer lijkt op de spanning van een sterke roman met ingrijpende intrige dan op de klassieke thrillers met bloeddorstige psychopaten. Lehanes’s personages zijn levensecht.

Nu zijn de verfilmingen van Lehane bekender dan zijn boeken, voor Pelecanos geldt dat nog meer. Met Lehane werkte hij aan The Wire, de HBO-serie die in Baltimore speelt, bedacht door David Simon. Ook mensen die The Wire niet gezien hebben kennen deze serie, op een of andere manier. Pelecanos heeft een vergelijkbare toon in zijn boeken als Lehane, met sterke personages, familielanden en Griekse afkomst, steeds een hetzelfde herkenbaar decor (Washington) en eenvoudige scènes die verbonden zijn door actie en reactie. Misdaad, met motieven. Zijn Derek Strange/Terry Quinn-reeksis ijzersterk en ook zijn losse thriller Tuinier van de stad en Geen weg terug zijn heel mooi. Vooral van de serie over Spiro Lucas vind ik het jammer dat daar maar twee boeken van zijn. Een hele plank Pelecanos dus.

John Grisham is een schrijver die ik al dertig jaar ken, ook van de verfilmingen. Rechtbankthrillers, daar was in de jaren negentig iets mee aan de hand: het genre leende zich perfect voor film, en op die manier kende ik The Firm, A Time to Kill, The Pelican Brief, The Client, The Rainmaker en The Runaway Jury. Ik was dol op de zweterige spanning van de verhalen die allemaal in de zuidelijke Staten van de V.S.  spelen, op de slimme acties van advocaten, op de corruptie van andere betrokkenen en de vaak dubbele pet van daders. Maar die boeken van Grisham, die originele basis, die las ik niet in de tijd toen ik zelf net serieus begon te schrijven. Er kleefde iets aan de boeken: dat het gemakkelijk was, voor in de hangmat, ter ontspanning. Daar ben ik vorig jaar helemaal van teruggekomen – al die boeken zijn geweldig.

Er zijn nog een aantal schrijvers met meerdere boeken in mijn boekenkast, zeker meer dan drie: Stephen King, Charles Bukowski, Toni Morisson, Ira Levin, Niccolò Ammaniti, Hugo Claus, James Ellroy, Marlene van Niekerk, Alex Boogers, Colum McCann, Peter Terrin, Elmore Leonard, Graham Swift, Pat Barker, Annie Proulx, David Mitchell. Dit is niet meer dan ouderwets name-droppen. Het zijn in ieder geval schrijvers waar je met een gerust hard meerdere boeken aan kunt schaffen, ze stellen je niet teleur.

Tot zover deze nieuwsbrief, vermomd als blog.

janvanmersbergen