Boeken hebben één uitermate betrouwbaar kwaliteitscriterium, en dat is niet de stijl van de schrijver, die uitbundig kan zijn of juist sober, het is niet het verhaal, dat groots kan zijn en de hele wereld over gaat of juist heel klein, bijvoorbeeld een personage dat het hele boek in bed ligt, het is ook niet de vormgeving, al speelt dat altijd mee, net zoals hoe een papieren boek voelt in je handen, of de kaft stevig genoeg is en het papier van een aanvaardbare kwaliteit, het zijn ook niet de literaire trucs die een lezer doen knikken, zo van: dit is nou echt een goed boek, trucs zoals een omkering in de tijd waardoor de vertelling minder voorspelbaar is of een dier als verteller of een personage dat eigenlijk een complete buitenstaander is het complete verhaal laten vertellen, of veel witregels die het ritme bepalen, of korte zinnen die ook voor ritme zorgen, of juist dikke blokken tekst zonder adempauze of spreektaal die de vertelling sjeu geeft, oude taal met feitjes die het verhaal opvallend aannemelijk maken, ook de aanduiding of iets waargebeurd is maakt niet veel uit, ook is de geur niet belangrijk, het formaat, het lettertype, de paginanummers – uiteindelijk gaat het om de onbedwingbare wens om, als je een boek leest, liefst helemaal in het begin van dat boek, meer van dit boek te willen lezen, en niet alleen van dit boek, want het boek zelf duurt nog tweehonderd of driehonderd, soms zelfs achthonderd bladzijden of meer, alles is mogelijk, maar de wens om naast dit proza, dat straks uit zal zijn en verslonden, van deze schrijver meer te willen lezen, een wens die je zo’n onrust geeft dat je nog voor het eerste hoofdstuk erop zit al op internet gaat zoeken naar ander werk van deze schrijver, en dat je voor je verder leest dat bestelt.
Alleen dat kan je de rust geven dat, mocht dit boek ooit helemaal uit zijn, dat er dan nog een boek van deze geweldige schrijver ligt te wachten. Die rust.
Dat gebeurde me laatst, bij een roman van Elmore Leonard, op bladzijde 12 van Onder heidenen, de vertaling van Pagan Babies.
Ik heb al een rij spannende boeken van Leonard staan, dit was me eerder overkomen. En toch begon ik weer in een boek van hem. Ik wist het. Ik trapte er weer in. Dit is goed. Dit moet ik hebben. Ik moet al zijn boeken hebben. Alles lezen. Ik kan alleen dit lezen als er een vervolg is, als dit nooit ophoudt.
Eigenlijk ging het om één zin, in een erg korte alinea. Een uitroep van een priester, na een dreigende situatie, een biecht van een man die ze de ziener noemen, omdat hij alles ziet. De priester riep: ‘Ik heb ook visioenen, man.’
Daar ging ik: zoeken naar boeken. Wederom. Dat is het meest betrouwbare kwaliteitscriterium voor boeken: lezen, en nog in hoofdstuk 1 andere boeken van deze schrijver bestellen. Lezen, met internet open, met de app van de bank op de scanner. Lezen met je portemonnee in de aanslag.