De merels werden al wakker. De maan was eerder die avond een volle maan geweest – veelbelovend, maar nu verschool een iets minder ronde maan zich tussen een paar kleine wolkjes die precies boven het park de bol aan zich bleven onttrekken. Het was een lange nacht geweest. De afterparty van het Boekenbal was nog niet helemaal afgelopen, maar dat laatste halfuurtje kon ik wel missen.
Het branchefeestje is ieder jaar weer fenomenaal. Schrijvers, uitgevers, Wie is de Mol, recensenten, een enkele buitenlandse auteur, tv-persoonlijkheden, boekhandelaren en andere betrokkenen uit het wereldje, iedereen was er. Mensen die herhaaldelijk en stellig blijven verkondigen dat ze er niks aan vinden oordelen niet over het feest maar over hun eigen verhouding tot dat feest. Als je er niet van houdt op een jaarlijkse reünie ronde te lopen waar werkelijk iedereen is, dan ligt dat niet aan de reünie.
Het is handjes schudden, korte gesprekjes voeren, even vragen hoe het gaat, en weer door. Na het zaalprogramma sprak ik van tien uur ’s avonds tot half zes in de ochtend, dus ruim zeven en een half uur, met honderden mensen. Gesprekken van een minuut tot een kwartier, gemiddeld misschien twee minuten. In totaal sprak ik dus met naar schatting met tweehonderdvijftig mensen. Waar krijg je elders die kans?
Vergeleken met eerdere edities werd er minder gedronken, meer gesnoven. Dat is een trend. Ik nam heel af en toe een 0.0 en kreeg op de afterparty regelmatig te horen: Jij nog steeds hier? Hoe hou je het uit? Ik was inderdaad opvallend fris temidden van een wilde massa zwetende dansende schrijvers, met daartussen redacteuren en uitgevers en andere bijvangst. Ik had een goed gesprek over scheidingen. Ik had een gesprek over het veranderen van uitgever. Ik had een gesprek over een man die door iedereen gehaat wordt. Die was net vertrokken.
Op weg naar huis, door het Vondelpark, fietste er steeds een man vlak achter me. In de schouwburg en ook in de Balie stond er urenlang ook steeds wel iemand vlak achter me, maar op de fiets in een donker park voelde dat vervelend. Ik remde, liet hem passeren, keek wat-ie deed. Bij het rek met gevonden voorwerpen keek hij of er nog iets tussen hing, dus hij stopte ook weer.
Ik besloot het park maar uit te rijden, zonder verder om te kijken. Het voordeel van niks drinken (en niks snuiven) is dat ik ook op zo’n vroege ochtend helder ben, alleen een beetje moe van urenlang staan. Waarschijnlijk zag ik op dit uur de zaken helder, en die speurneus had zijn eigen bezigheden. Toen ik in mijn buurt kwam was alles zo stil, de maan kwam tevoorschijn, alle ramen waren donker.