Deze week verschijnt Eiland zonder schaduw. Hieronder een fragment. Het hoofdstuk heet De geboorte van een ongeluksgetal. Het is historische fictie.
*
Als je het echt allemaal wilt horen… Op de Egyptische kalender kwam een dertiende maand voor die stond voor een ongelukkige periode omdat het Nijlwater zeer laag stond, wat insectenplagen veroorzaakte. De dertiende man aan het laatste avondmaal van Jezus was Judas, de verrader. Hoewel het getal 13 al duizenden jaren als ongeluksgetal wordt gekenmerkt bereikte de status van dat getal de Nederlanden pas in de zeventiende eeuw. De basis hiervoor was een kleine nederzetting in een nieuw gebied overzee.
Toen de Hollanders de zeeën opgingen om overal ter wereld rijkdom te vergaren, was het getal 13 in Bijbelse zin al een getal met een duivels randje, de mensen zelf verbonden het getal niet direct met ongeluk. Onafwendbaar ongeluk werd veroorzaakt door het doodmaken van lieveheersbeestjes, zwarte katten, het slapen voor een deur, het openen van een paraplu (regenschild) binnenshuis, een schoen die op tafel staat, ’s nachts vol overgave fluiten, met het linkerbeen uit bed stappen, met je linkerhand in een pan roeren, en vanzelfsprekend het breken van een spiegel.
Je vingers kruisen achter de rug was een van de remedies. Het opzettelijk stukgooien van oud servies kon het dure servies ontzien. Het getal dertien kende tot 1609, toen Henry Hudson in dienst van de Nederlandse V.O.C. op expeditie ging om een route naar de oost te vinden, geen speciale betekenis.
Toen Hudson aan de Noord-Amerikaanse kust aankwam ging juist het in moederland het Twaalfjarige Bestand in, de periode van wapenstilstand tussen de Nederlanden en aartsvijand Spanje. Direct na die vredesperiode werden de wapenen weer opgepakt, in het dertiende jaar. In dat jaar, 1621, werd de West-Indische Compagnie opgericht, de W.I.C. Het plan was de Spaanse hegemonie in de West te doorbreken. De naam was de Hollandse operatie was Groot Desseyn. Het liep uit op een mislukking.
Hudson bereikte de Amerikaanse kust, ontdekte al snel dat de Hudson gewoon een rivier was en niet de doorgang naar Indië. Bij zijn volgende expeditie in 1611, over zee, ging het mis in de noord. De muitende bemanning zette Hudson, zijn zestienjarige zoon John en zeven mannen die de kapitein trouw bleven in een sloep en gaven het gammele bootje een zetje mee de koude noordelijke baai op, de ijszee.
Precies tussen die twee jaren in lag het dertiende jaar, na de twaalf jaar vrede. Het was echter geen groot verlies dat 13 veranderde in een ongeluksgetal, het was de persoonlijke vloek van Katherine Hudson, de weduwe van Henry Hudson, die het ongeluk koppelde aan het getal.
In het Engelse Dartmouth had ze haar man gesmeekt om hun zoon John niet mee op expeditie te gaan. Hij was al eerder op zee geweest, de plannen liepen op niks uit, John kon beter in Engeland zijn weg vinden. De jongen was doof voor haar verzoek, had een baan als loods te vervullen op het schip van zijn vader, en vertrok. Ze kwamen nooit meer terug.
Katherine deed twee dingen: ze beet zich vast in de compensatie die haar verschuldigd was na het verlies van haar man en zoon, en ze riep tegelijk een vloek uit over de Nederlandsen die in het dertiende jaar toch het schip lieten vertrekken: die laatste fatale expeditie van haar Henry.
Omdat Henry zowel voor de Engelsen als voor Nederland werkte – Katherine heeft later in een bar in Edinburgh verklaard dat ze soms zelfs niet eens meer wist wie er op dat moment werkgever van haar man was – besloot ze zich tot beide partijen te richten. Ze schreef zowel Londen als Amsterdam een brief. Ze deed dat met de dreigende woorden:
A woman who loses everything for the honor, glory and wealth of an entire nation will share in the prosperity. I ask no more, no less. A country that does not respond later will eventually surrender everything, coin for coin, and more. All her mothers will cry like me.
Engeland kwam niet direct jaar met een zak geld over de balk, maar drie jaar na de verdwijning van haar man in het ijs kreeg Katherine bij de East India Company voet aan de grond (een spreekwoord dat in de vele ontdekkingsreizen zijn oorsprong vindt), ze erkenden dat deze vrouw een kans verdiende.
Ook toen al stond ze te boek als een lastige en ongeduldige vrouw. Ze volhardde en slaagde. De E.I.C. zorgde voor haar twee andere zonen, Richard en Oliver, en schonk de familie een gouden toekomst. Katherine ging handelen in indigo, in India, procedeerde tegen de directeuren van de Engelse variant van de V.O.C. en vergaarden grote rijkdom.
Van de Nederlanden vernam ze nooit iets. Ze was ervan overtuigd dat ze haar Engels prima konden lezen. Ze konden haar man ook verstaan, als het om de handel, de pelzen en de nederzettingen ging. Dus.
De brief van Katherine bereikte het hoofdkantoor van de V.O.C. in Amsterdam op 13 januari 1614, waar hij bij het lezen van de achternaam direct terzijde werd geschoven.
Een opmerkzame ambtenaar, Maurits van Aecken, uit Spieringhorn, noteerde een paar dagen later netjes in de archieven dat de brief binnengekomen was, genegeerd en zeker niet beantwoord, en afgeschreven. Wat Van Aecken, opgeleid tot rekenmeester, niet vermeldde maar wel in de Herbergh den Vergulde Eenhoorn diezelfde avond na zijn werkdag nog verkondigde, was dat een Engelse moeder het ongeluk over al onze Zeven Provinciën afriep en dat vooral de datum van de brief opvallend was. Dag, maand en jaar klopten niet.
Die dag in januari 1614 was een misrekening, meende Van Aecken. Die dertiende dag viel volgens hem namelijk in de dertiende maand van het jaar 1613.
Dertien, dertien, dertien. Er werd gelachen, er werden pullen bier besteld. Drie maal dertien. Ze proostten en zouden wel zien wat er van haar vloek terecht zou komen, niet wetende dat de Hollandse nederzetting in de West, de zoon van Holland, snel zou worden afgestaan, en dat het Moederland dat verlies eeuwen later nog zou dragen.
De geschiedenis van Nieuw-Amsterdam gaf Katherine Hudson gelijk.