Op een verjaardag kwamen mensen erachter dat ik schrijver ben, en een van de aanwezigen bleek een echte lezer die bij een leesclub aangesloten was. Ze zei tegen mij: ‘Maar ik ken jou helemaal niet.’ Het is een opmerking die ik regelmatig hoor, samen met: ‘Waar moet ik jou van kennen?’ Eigenlijk gaat dit niet om mij als schrijver, maar over de mens als lezer. Deze ene lezer kan nu eenmaal niet alle schrijvers kennen, ook al willen ze dat graag. Lezers willen heel graag laten doorschemeren dat ze goed op de hoogte zijn, bekend zijn met een heleboel schrijvers en boeken. Dat maakt trots, dat geeft status.

Er zijn echter een heleboel schrijvers, of we dat nou leuk vinden of niet. Het is te vergelijken met een peloton wielrenners. Zelfs de meest verknochte Tour de France-volgers kennen van het complete deelnemersveld, en dat zijn ongeveer 170 coureurs, misschien vijftien namen. Hooguit twintig. De gele trui, een paar sprinters, een berggeit. Als ze een knecht uit een kleine ploeg op een verjaardag zouden spreken dan zou die wielerfan zeggen: ‘Maar ik ken jou helemaal niet.’ En als die wielrenner gevraagd wordt:’ Waar moet ik jou van kennen?’ en de renner zegt: ‘Misschien van mijn 8e plaats in de Driedaagse de Panne in 2018, dan weet die wielerfan nog niks. Gaat er niet meteen een belletje rinkelen, geen probleem, maar echte hardcore wielerkenners weten meteen dat ik het heb over Hugo Hofstetter, een sterke Franse wielrenner.

Dus ik reageerde kalm. Het is helemaal niet erg hoor dat u mij niet kent, en ook mijn Libris-genomineerde boek is alweer veertien jaar geleden verschenen, dus ik begrijp het wel. De Libris-genomineerden van afgelopen jaar kent deze lezer waarschijnlijk ook niet. Die gedachte, samen met de leesclub waar deze lezer onderdeel van uitmaakt, brachten me op een idee: een leesclubavond waar ik kon testen wat de positie van schrijvers is in het literaire veld.

Allereerst zei ik dat ik heel graag bij zo’n leesclubbespreking zou aanschuiven. Ik was welkom, en een kleine drie weken later stapte ik een woonkamer in Haarlem binnen waar precies twintig lezers op me zaten te wachten, mijn laatste roman op schoot. Perfect, dacht ik. Een mooi rond getal. En zo te zien een geweldige afspiegeling van het Nederlandse lezersgilde.

Ik had een lijstje van schrijvers meegenomen, afkomstig van de Hebban Auteurs ranking, waar J.K. Rowling bovenaan staat, gevolgd door Karin Slaughter en Stephen King. Die lijst was de basis. Nu sta ik zelf op plaats 1.462 (dat schommelt per dag, ontdekte ik), helemaal niet gek als je bedenkt dat dit een internationale lijst is voor Nederlandse lezers, en dat er alleen in Nederland al zeker vierhonderd schrijvers zijn die net als ik bij het grote publiek niet bekend zijn. Hoe zit het met schrijvers die wel bekend zijn? Waar slaat bekend om in onbekend? Dat wilde ik graag testen, en volgens mij was deze leesclub een perfecte doorsnee van het Nederlandse leespubliek.

Ik legde de twintig lezers namen van Nederlandse schrijvers voor, met daarbij de vraag of ze (1) deze schrijver kennen van naam, of ze (2) wel eens een boek van deze schrijver hebben gelezen, of ze (3) misschien meerdere boeken van deze schrijver hebben gelezen. De eerste Nederlandse schrijver op de Hebban-lijst is Simone van der Vlugt. Iedereen knikte, iedereen kende die naam, maar slechts twaalf lezers hadden daadwerkelijk iets van haar gelezen, en steeds maar één boek. Een aantal maal Toen het donker werd en één keer Morgen ben ik weer thuis. Dat viel tegen.

De twee volgende schrijvers in de hoogste regionen zijn Esther Verhoef en Saskia Noort. Iedereen kende deze namen, een ruime meerderheid had boeken van hen gelezen, en een aantal zelfs meerdere boeken. Goeie score. Daarna volgen Griet op de Beeck en Loes den Hollander, allebei nog in de Hebban top 20, tot nu toe alleen maar vrouwelijke schrijvers – opvallend. Griet is zeer bekend, maar geen enkele lezers kon naast Kom hier dat ik u kus een titel van haar noemen. Hetzelfde gold voor Den Hollander, die minder bekend is dan productief; niemand kende een boek van haar. Misschien omdat thrillers niet de eerste keus zijn van deze leesclub. Daar begon het al: ‘Waar moet ik u van kennen?’

Daarna volgt Anya Niewierra, die iedereen kende. Het klonk direct in koor: Camino. Bijna iedereen had het gelezen, al was het boek niet besproken in de leesclub. De camino is het boek van dit moment. De eerste mannelijke schrijver volgt snel daarna: Arthur Japin, van wie Een schitterend gebrek door veertien lezers gelezen was, maar een tweede titel noemen konden slechts twee lezers: Vaslav en ‘iets met een zwarte’.

Het wachten was op een Nederlandse schrijver die hoog in de ranking staat maar niet iedereen kent. Dat was Thomas Olde Heuvelt. Hij staat op plek 40, maar niemand kende hem. Op zich niet vreemd, hij schrijft een ander genre. Ook Judith Visser (plek 45) was slechts bij één lezer bekend, maar die kon geen titel van haar noemen. Voor Linda Jansma (plek 60) geldt hetzelfde, de naam klinkt Hollands en bekend, niemand kende haar als schrijver. Robert Bijman (plek 65) schrijft fantasy, die naam kende ook niemand. In het vervolg besloot ik die thriller- of fantasyschrijvers over te slaan. Non-fictie schrijvers hetzelfde, young adult, strips, en ook jeugdboekenschrijver sloeg ik over (dat zou lezers met kleinkinderen een te groot voordeel geven). Ik zocht Nederlandse fictie.

Thea Beckman en Harry Mulisch kende iedereen, en die staan in de top 100 van Hebban, maar zijn al overleden. Niemand kan ze dus vragen: ‘Waar moet ik jou van kennen.’ Dus ik hield het bij nog levende Nederlandse fictieschrijvers. Ook staan er in de Hebban-lijst schrijvers die zelf aan Hebban verbonden zijn, en dat vertroebelt wat, want ondanks hun hoge positie in de lijst kende niemand van de leesclub ze.

Ik nam de lijst door, op flink tempo, met het verzoek eerlijk te zijn. Het is niet erg als je een schrijver niet kent. Samen met deze leesclub kwam ik tot een lijstje, met achter de naam het percentage van de leesclub dat deze schrijver kent, dat een boek van deze schrijver gelezen heeft, dat meerdere boeken van deze schrijver gelezen heeft:

Simone van der Vlught 100-60-0
Esther Verhoef 100-75-20
Saskia Noort 100-90-30
Griet op de Beeck 100-75-0
Loes den Hollander 65-0-0
Anya Niewierra 100-85-40
Arthur Japin 100-70-10
Suzanne Vermeer 100-50-30
Tommy Wieringa 100-90-50
Thomas Olde Heuvelt 0-0-0
Herman Koch 100-90-50
Marjon Pauw 80-45-40
Judith Visser 5-0-0
Linda Jansma 0-0-0
Hendrik Groen 100-85-10
Ilja Leonard Pfeiffer 100-80-15
Lize Spit 60-45-0
Murat Isik 80-55-0
A.F.Th. van der Heijden 100-40-20
Linda van Rijn 40-30-0
Jaap Robben 90-75-10
Annejet van der Zijl 70-50-5
Michael Berg 10-5-0
Adriaan van Dis 100-70-30
Kader Abdolah 90-45-0
Stefan Brijs 10-0-0
Stefan Hertmans 50-25-0
Arnon Grunberg 100-85-30
Peter Buwalda 80-20-0
Connie Palmen 100-30-0
Dimitri Verhulst 65-20-0
Angelique Haak 15-0-0
Anjet Daanje 25-20-0

De lijst stopt hier, al gaan de noteringen nog door. Op Hebban is Anjet Daanje met plek 221 de laatste nog levende Nederlandse fictieschrijver in de te scrollen lijst, waarna Annie M.G. Schmidt afsluit op plek 223. Nummer 222 ontbreekt, mysterieus.

In het lijstje 33 Nederlandse fictieschrijvers, en de spoeling van bekendheid wordt buiten de top 100 al dun. Van Peter Buwalda hadden slechts vier lezers zijn debuut gelezen. Iedereen kent Connie Palmen, daadwerkelijk iets van haar lezen gold voor slechts zes van de twintig. Anjet Daanje is bekend bij slechts vijf van de twintig, en vier hadden haar bekendste boek gelezen, waarbij er drie moesten verklappen dat ze het dikke boek niet uitgelezen hebben. Wat vooral opvalt: lezers die twee boeken van één schrijver hebben gelezen zijn zeer schaars. ‘Waar moeten ik jou van kennen?’ is dus een vraag die over één boek gaat.

Ik legde de groep andere namen voor. Tweevoudig Libris-winnaar Rob van Essen staat op plek 419 in de lijst, en veel lezers kenden hem maar alleen Een goede zoon was door drie lezers opgepakt. Alex Boogers was bekend, vooral zijn Alleen met de goden. Sacha Bronwasser is bekend, maar niemand kon een titel van haar noemen. Frank Nellen, nooit van gehoord, of misschien heel vaag van uit de krant. Donald Niedekker, Marijke Schermer, Yves Petry, Auke Hulst, Jente Posthuma, Sander Kollaard idem. Sanneke van Hassel – die schaatste toch op de Olympische Spelen? Lucas Rijneveld is bekend als ik zijn vorige volledige naam noemde, maar niemand had zijn boek gelezen. Van Mariken Heitman, prijswinnaar en nu weer genomineerd, had niemand gehoord. Vlaming Peter Terrin kende niemand. Elvis Peeters ook niet. De schrijver van het Boekenweekgeschenk was op dat moment nog niet bekend, maar reken maar dat voor hem zo ongeveer hetzelfde geldt. Gerwin Wie? Van mijn schrijvende kroegvrienden kende deze lezers alleen Gerbrand Bakker, acht hadden zijn Boven is het stil gelezen, en eentje ‘dat mooie boek over zijn moeder’.

Wat zijn er toch veel schrijvers! Er zijn schrijvers die op plek 4.000 in de lijst staan. Er zijn schrijvers die helemaal niet eens een notering hebben. Er zijn schrijvers die nu aan een roman werken, die nog niet uitgegeven zijn. Er zijn schrijvers die nog moeten beginnen met schrijven. Lijsten en noteringen betekenen niet zo veel. Dit lijstje geeft niet zo zeer een beeld van Nederlandse fictie, wel van Nederlandse lezers die van de eerste honderd schrijvers er zeker 75 niet zullen kennen. Laat staan van de volgende driehonderd. Daarvan is slechts een enkeling bekend.

Schrijvers die binnenkort een lezer horen zeggen: ‘Maar ik ken jou helemaal niet,’ weten wat ze moeten antwoorden: ‘Sorry, het ligt niet aan u, maar er zijn vierhonderd schrijvers die u niet kent.’ Desgewenst is dit te ondersteunen met keiharde cijfers.

janvanmersbergen