De school was uit. Ik hoorde kinderen in de straat. Het dorp veranderde, opeens. Die dag was het dorp heel stil geweest. Ik rommelde bij mijn vader in huis. Een beetje schoonmaken, matjes uitkloppen, pastasaus koken. Het was op die momenten niet de plek van mijn jeugd, maar toen de kinderen kwamen wel.
De stemmen verraadden spanning. Er gebeurde iets. Een kind dat nog vuurwerk heeft liggen, een zelfgemaakte polsstok die naar het riviertje of het kanaal gesleept kan worden, een fiets met een hoog stuur en klein voorwiel, iemand die een ander bijna verkering durft te vragen, een opgevoerde brommer die bijna weer aan de praat is. Dat soort geluiden.
Onveranderd was eigenlijk ook het dorp, want aan die fiets sleutelde ik halverwege de jaren tachtig in de achtertuin, er werden toen ook nieuwe manieren bedacht om appels te jatten, er zaten toen ook duiven in de boom, het vuurwerk bleef heel januari klinken, het was ’s avonds pikdonker, en juist dan had er wel iemand het lef een ander verkering te vragen. Ook al was er niks te doen in het dorp, het gonsde van het leven, en als we naar binnen moesten voor het avondeten of om te gaan slapen was alles weer stil.
Ik nam afscheid van mijn vader en fietste naar de snelweg waar een eenzame bushalte is. Ieder uur stopt er een bus die naar Utrecht gaat. Vrijwel nooit staan er andere mensen bij de halte. In de bus zitten wel altijd een paar mensen. Op mijn telefoon volgde ik een schaakpartij die in Wijk aan Zee werd gespeeld. Wit kon op twee manieren mat geven, maar zwart was aan zet. Zwart dacht heel lang na.
In Utrecht stapten zes mannen de trein in. Ze waren allemaal over de honderdtwintig kilo, hadden allemaal een baard, een blikje Heineken in de hand en de kleinste van hen at een snickers. Die moest nog wat groeien. Ze gingen naar een concert. Een van hen zei op een gegeven moment, op zeer stellig toon: ‘Elton John heeft wel eens gezegd dat Nothing else matters een van de beste liedjes is ooit geschreven.’
De snickerseter nam een laatste hap, verfrommelde de wikkel en knikte. Het moet heerlijk zijn: bevestiging krijgen van een vriend nadat je zelf eerst bevestiging voor je eigen muzieksmaak hebt gezocht bij een gezaghebbende muzikant, met bril. Ik las een boek van George Pelecanos. Op het omslag melden Lee Child, Dennis Lehane en Stephen King dat deze Pelecanos een van de beste thrillers is ooit geschreven, en toch kent niemand de schrijver noch het boek. Ik viel er in de trein dus maar niemand mee lastig.
In Amsterdam besloot ik flink door te trappen. Ik wilde naar huis, ik wilde langer thuis nog avond te hebben. Gewoon bijkletsen over deze dag en tv kijken, waar iedere dag hetzelfde te zien is, wat de kans geeft om een gesprek te hebben. Het decor van mijn dag was mijn dorpje, waar ik altijd met plezier naartoe ga. De geluiden klonken nog na, het stille levendige.