Bij de workshops die ik inmiddels al zo’n acht jaar verzorg, in totaal al 24 groepen, is proza dat op de avond zelf geschreven wordt de basis. Ik geloof niet dat schrijvers veel hebben aan theorie over schrijven; dat neem je netjes tot je, maar wat doe je ermee als je zelf aan de slag gaat? Liever bespreek ik verhalen die net gemaakt zijn, en die er eerder die dag nog niet waren. Schrijven als scheppende kunst, ook op leermomenten. Hoe ziet dat eruit? is een vraag die me veel gesteld wordt.
Schrijf een verhaal van ongeveer driehonderd woorden… Zo begint iedere opdracht. Zelf schrijven aan de hand van een opdracht die enkele afbakeningen kent: een verplicht aantal personages en hun verhouding (ouder-kind of een verloren vriendschap), een bepaalde plek (het strand of een dijk), een bepaalde tijd (een gebeurtenis van dertig jaar terug of juist het feest dat morgen zal plaatsvinden). Op die manier liggen er na een halfuurtje schrijven verhalen die met elkaar te vergelijken zijn. Dezelfde setting, maar door de persoonlijke keuzes van de schrijvers toch allemaal eigen.
De ene schrijver kiest ervoor de ouder en kind over het strand te laten lopen en de ouder verteller te maken, de ander juist het kind, en als dat een erg jong kind is dan is dat uitdagend, en ook beperkend. Die keuzes laat ik open. Op welke manier neemt de vertelling je mee? is de vraag aan de andere schrijvers, die het verhaal voorgelezen krijgen. Het is erg belangrijk de verhalen van de andere tot je te nemen en proberen te benoemen wat er met je als lezer gebeurt, waar je afhaakt of waar je juist op het puntje van je stoel zit. Dat is waardevol voor de schrijver.
Die open houding, om de verhalen te kunnen bespreken is cruciaal. Ik ben geen docent die uitlegt wat er in de verhalen gebeurt, al heb ik daar inmiddels wel een geoefende blik voor en reageer ik direct, ik geef liever anderen de kans dat ook te delen. Acht zien meer dan één. Voorwaarde is dus wel een bepaalde concentratie, luisteren naar anderen, en openheid om te durven reageren.
Na het eerste ronde schrijven en bespreken liggen er acht verhalen die allemaal flink wat opties hebben die bijna altijd over de vertelling gaan. Het is heel mooi die te bekijken, en de opdrachten zijn daar op afgestemd. Die ouder en dat kind in de ik-vorm op het strand, wat gebeurt er als de ander nu de verteller wordt, maar dan op het sterfbed? Dan wordt de verleden tijd bepalend, is het gemakkelijker sprongen te maken, en geeft de herinnering ook lading aan de vertelling, want een verhaal dat je nog precies voor de geest staat op je sterfbed is sowieso belangrijk.
Dat onderzoeken is een leervorm van prozaschrijven waar ik nog steeds achter sta en die, als je ook de tweede mogelijkheid van de vertelling bespreekt, en zelfs weer tot nieuwe vertelperspectieven komt, bijna ongemerkt de deelnemers brengt bij de mogelijkheden die proza biedt. Niet vanuit proza dat in de kast staat of theorieboeken, maar vanuit pas geschreven stukjes tekst, vanuit zichzelf.
De reeks die in maart begint is met acht deelnemers helemaal vol, voor de reeks van mei zijn nog drie plekjes vrij.