Het kostte wat moeite voor ik opnieuw door kon dringen in het grote bouwwerk van Günter Grass: Die Blechtrommel – in 1964 door Koos Schuur vertaald als De blikken trommel en later opnieuw vertaald als De blikken trom. Na een paar hoofdstukjes was ik gewend aan de springerige beeldende vertelstijl van de hoofdpersoon en verteller Oskar Matzerath, die veelvuldig wisselt tussen de ik-vorm en de derde persoon. De kern: het is een patiënt, die jongen. En hij weet het.
Voor een roman uit 1959 kwam ik een opvallend slimme en tevens actuele passage tegen. Ik zie hoe de laatste tien jaar mobiele telefoons de foto-opties op social media supersnel en krankzinnig hebben gemaakt, dat speelde zeventig jaar terug ook al. In een hoofdstuk dat Het fotoalbum heet stelt Oskar, die een boek aan het schrijven is, de vraag: ‘Wat ter wereld, welke roman bezit de epische omvang van een fotoalbum?’
Liefst zou Oskar overstappen van de foto’s op de originelen, maar dat kan met schrijven ook niet. Hij gaat verder, klagend over de achteruitgang van de fotografie: ‘… en de fotografie degenereert van de kunstfotografie omtrent de eeuwwisseling tot de gebruiksfotografie van tegenwoordig. Nemen wij bijvoorbeeld dat gedenkbeeld van mijn grootvader Koljaitsjek en deze pasfoto van mijn vriend Klepp. Door het ietwat bruingetinte grootvaderportret en de glimmende, om een stempel schreeuwende pasfoto van Klepp maast elkaar te houden, wordt mij steeds opnieuw duidelijk waarheen de ontwikkeling op het gebied van de fotografie ons heeft gebracht. Alleen die parafernalia van de snapshot-fotografie al. (…) Als we ooit met een hel worden gezegend dan zal het een van de meest perfecte kwellingen zijn om de mens naakt met een ingelijste foto uit zijn levenstijd in één kamer op te sluiten. Vlug wat pathos: O mens tussen momentopnamen, snapshots en pasfoto’s.’
Gelukkig voor Oskar hoeft hij deze tijd van snapschat en TikTok en alle andere razendsnelle beeldcultuur die jongeren volledig krankzinnig maakt niet mee te maken. Oskar is patiënt in een psychiatrische inrichting, maar wel een ziener.
Twee bladzijden verderop laat Oskar met zijn vriend Klepp pasfoto’s maken. Als ze klaar zijn en ze een mapje meekrijgen met daarin de foto’s gaan ze meteen naar een bierlokaal, ‘want niemand bekijkt graag zijn eigen pasfoto’s op de stoffige open straat, omgeven door lawaai en een obstakel vormend in de stroom der voorbijgangers.’
Dat was tot voor kort precies hoe de wereld ervoor stond, wat betreft het bekijken van foto’s van jezelf te midden van anderen. Internet heeft veel gebracht, ook veel veranderd.