Soms probeer ik woorden te zoeken voor de klei waar ik opgegroeid ben. De vastigheid van de grond, die zuigt en vruchtbaar is, stevig – daar passen woorden bij, andere woorden weer niet. Draadnagel past bij dat land.

Dikkop. Windvlaag. Duiker.

Fietspomp. Grind. Douchekop.

Kam. Dorsmachine. Plug.

Ook moeilijke woorden passen daar prima. Lange woorden. Loonwerkersbedrijf. Woorden waar niemand in Amsterdam de betekenis van kent.

Bietencampagne. Gereformeerd. Arbeidsbureau.

Parlementaire enquêtecommissie past niet zo goed in dat land. Dat woord waait daar weg.

Gereedschap doet het goed, woorden die alles aan elkaar knopen of stevig maken. Woorden die met het weer te maken hebben.

Regenpak. Glad ijs.

Maar niet alle weer-woorden. Weeralarm niet. Maartse buien wel, het hele jaar door. Laaghangende bewolking ook. Bandenplakset. Tegenwind. Ploeg.

Woorden die als je de brug bij Gorinchem overkomt al hoort, in de verte. Een groet: Hatjo. Een straatnaam: Rietdijk. Uppel. Buitendijk.

Een woord dat mensen samenbrengt: feesttent, bierpot, voetbalclub.

Stroop. Sluis. Viskoffer. Dakduif.

janvanmersbergen