Er deden voornamelijk Franse ruiters mee, en paar enkele Duitsers, slechts één Zweed. Die laatste had de vlag van Zweden op het zadel, volgens mij was het een sticker. Het parcours was uitgezet met uitzicht op zee. Ik was in Dieppe, aan de Normandische kust. Een stad ongeveer even groot als de stad waar ik naar de middelbare school ging. Er was een haventje, een oud kasteel op een heuvel, een rivier, eettentjes en vooral krijtrotsen aan de zuidoost kant van de stad.

De Zweedse ruiter maakte zich klaar. Er klonk een bel. Het was een kleine man, helemaal uit Zweden hierheen gereden, met zijn paard achter de auto in een speciale aanhanger. Hij was een jaar of vijftig. Hij had een bolle paardrijpet op. Hij maakte vaart, spoorde zijn paard aan. Bij de eerste hindernis weigerde het paard te springen en de Zweed kukelde voorover over de balk. Dat was zijn springconcours.

Ik bleef niet langer kijken. Ik vond het ergens heel aandoenlijk dat je een sport beoefende en daar Europa mee doorreisde, en dan gebeurt er zoiets. Wat zou die man gaan doen? Hapje eten? Wandelen, in de haven gaan kijken, de krijtrotsen gaan zien? Ik probeerde me voor te stellen wat zo’n man voor leven had. Wat zou hij thuis gaan vertellen? Gewonnen had hij niet, maar toch was het een geslaagde missie. Hij had veel geleerd.

Ik was net twintig. Ik liftte langs de Belgische en Franse kust naar het zuiden. Ik zou wel zien waar ik terecht zou komen. Ik had mijn kamer in Amsterdam achter me gelaten, ik had wat geld op zak, een slaapzak, wat kleren. De vrijheid van het reizen beviel me wel, het alleen reizen vond ik waardeloos. Ik wilde, zo besefte ik later, die momenten graag delen. Terug in Amsterdam vertelde ik bijna niemand hoe het was geweest, die vakantie. Ja, een geslaagde reis, ik had veel geleerd.

Een vrachtwagenchauffeur nam me op de terugweg mee van een kruispunt ergens in Normandië helemaal naar Luik. Het was een Duitser, hij ging in de richting van Keulen over de E42. Ik kon meerijden. De Duitser was ook alleen op pad. Hij deed geen sport, hij was niet met vakantie, hij had wel een doel: naar huis. Hij vertelde me dat zijn vrouw en kinderen op hem wachtten en dat hij die avond bij hen aan tafel zou eten thuis. Hij keek er heel gelukkig bij.

janvanmersbergen