Om half vijf in de ochtend werd ik wakker. Ik hoorde een merel fluiten. Hij zat ergens hoog op een dak of in een boom, hij heeft zijn vaste plekken. Merels hebben zich goed aangepast aan bebouwing. De merel is ook uitgezet in Australië en Nieuw-Zeeland, daar wordt hij inmiddels gezien als een plaag. Het zijn geen groepsdieren, zoals spreeuwen.
Heel mooi, die zwermen in de lucht, die spreeuwen kunnen maken, ik vind het nogal neurotisch en dat bewegen als groep om de groep te beschermen, om als één organisme door de lucht te gaan, staat ver af van een merel die zingt ergens op een tak.
Merels zingen om vrouwtjes te lokken, zeg ik altijd tegen mijn zoontje, maar merels zingen ook om andere redenen. Ze kunnen hyper zijn, dan maken ze een lager geluid. Ook kunnen ze alarm slaan, een iets korter geluid met hogere frequentie, al is niet duidelijk wie ze moeten alarmeren. Eerst lokken, dan alarmeren, lijkt me de volgorde.
Merels zingen. Merels wekken de dag. Merels laten mij mijn dromen verjagen. Zijn zang is welluidend, een melancholisch fluiten, welke relatief langzaam is met veel verspringende tonen.
Die droom ging over geld. Het zat in een fles sterke drank, opgerold met een elastiekje erom. Briefjes van honderd. De drank was gemengd met balsamico. Ik wilde het geld beschermen. Die fles was een oplossing, maar er werd te veel mee geschud. Het moest weer uit de fles.
Het geld was pulp geworden. Ik frommelde het uit de fles en liet het drogen, als een oude krant over de maanlanding of het EK van 88, zo waardevol. De stukjes vielen langzaam samen, de bank zou het begrijpen.
Ook ging de droom over het huis van mijn ex dat nog ergens in een oude negentiende-eeuwse volksbuurt boven de dakgoten te vinden moet zijn. Zij is daar al tijden niet meer. Er ligt een houten vloer. Ik weet nog hoe ik de pakken planken naar boven werkte en de planken tegen elkaar aan tikte.
Mijn oudste twee kinderen willen uitvliegen, dat is tegenwoordig moeilijk. Die huurwoning – stoffig, vervuild, uitgewoond, gammel – is het meest kostbare dat een net-volwassene zich kan voorstellen: in de stad, relatief groot, een eigen plek. En toch is die woning niks, want van een gezamenlijk huishouden is al zeven jaar geen sprake en de plek is te bedoezeld om in te trekken, gevoelsmatig.
Vleugels uitslaan, dat is niet alleen het huis waar mijn oudste twee kinderen al sinds 2018 wonen verlaten. Het is ook afstand nemen van je eigen jeugd. Afstand nemen van een huurwoning die binnenkort opgezegd dreigt te worden. Een huurwoning die iedereen wil hebben, behalve zij.
Merels lokken, waarschuwen, wekken, en soms zijn ze hyper en kunnen ze niet meer slapen, bij het eerste licht, en dan verzinnen ze verhalen over fases van het leven die beginnen en weer ophouden. De laatste tijd ben ik blij dat er af en toe iets afgesloten wordt.