We zaten in onze stamkroeg, na een boekpresentatie. Die presentatie was bij Athenaeum op het Spui, en daar tegenover zijn drie kroegen: De Zwart, Hoppe en Luxembourg, en het gezelschap verspreidde zich over die kroegen. Toch ging ik naar mijn vaste plek, een steegje door, een straatje verderop. Daar komen de mensen die ik ken. Daar hoor ik verhalen.

We hadden het over snackcultuur. Dat is in de dorpen waar wij vandaan komen (drie Limburgers en een Brabander) behoorlijk belangrijk. Soms had de snackbar opeens een nieuwtje. Een snack, samengesteld uit bijvoorbeeld twee frikandellen (met een N) die een catamaran vormen of een frikandel met een halve kroket erop: de microfoon.

Een van de Limburgers vertelde een smakelijk verhaal over een spies die samengesteld was uit schijfjes gehaktstaaf en schijfjes gehakbal, die groter zijn, met daartussen ook nog dikke uienringen. De plaatselijke snackbar had het zelf verzonnen, een unicum. Hongerige mensen uit de dorpen in de omgeving reisden af naar die ene snackbar voor die spies. Er zat zelfs een eigen saus bij, bestaande uit twee even grote delen van bestaande sauzen, maar dat wist niemand.

Een andere Limburger liet het Atomium van Brussel zien, helemaal opgebouwd uit frikandellen en andere, ronde snacks. In zijn geheel gefrituurd en bijeengehouden door satéprikkers. Die attractie had het nieuws gehaald, het grote doel bij het ontwikkelen van een rake snack.

In ons dorp had Herman een frietkraam die bij de zomerfeesten voor de ingang van de school stond, op het centrale grasveldje. Er was een feesttent, er was kermis, Herman was er. Hij ontwikkelde geen eigen snacks. Hij frituurde gewoon wat er voorhanden was. Alleen mayo en ketchup, geen saté. Warme saus, dat was te veel gedoe.

De Limburger met het verhaal over de spies vertelde dat hij, in de tijd dat hij bij die snackbar werkte, een man aan de vitrine kreeg die daar steevast op leunde. Dikke man. Hij bestelde voor zeker vijfendertig gulden aan snacks, en als alles in het vet lag te borrelen at hij twee koude frikandellen op. Om het wachten door te komen.

janvanmersbergen