Hij fietste naar school over een grindweg. Dat is al moeilijk voor te stellen, tegenwoordig. Als er ergens in de stad boomwortels het rode asfalt van een fietspad omhoog drukken en er hobbeltjes komen dan worden er meldingen gemaakt, komt de fietsersbond kijken, komt uiteindelijk de gemeente, wordt alles verholpen. De tijd van kiezelwegen is ver weg, maar uiteindelijk slechts één generatie ver weg.

Daarna: om te gaan studeren moest hij elders gaan wonen. Op kamers, bij een hospita. In een totaal onbekende wereld aan de andere kant van het land. Er reden in die tijd treinen, dat zeker, maar die reden van de grote steden in de Randstad naar het noorden, oosten en zuiden. Niet van west naar oost door het land, in de richting van de rivieren. Op een brommertje ging hij naar die stad. Zeventig kilometer.

Terug in zijn eigen omgeving, waar hij opgroeide. Werk zoeken. Hij had geleerd voor technisch tekenaar. Bij een gemeente zochten ze iemand. Hij werd aangenomen. Inmiddels verkering, verloofd, getrouwd, en een huurhuis gevonden in een ander dorp. Hij fietste naar zijn werk. Elf kilometer verderop.

De tijd was erop gericht het leven comfortabeler te maken. Machines hielpen in huis bij het wassen, schoonmaken, koken, afwassen. Een bank met een televisie, eerst in zwart-wit, met acht zenders. Er was muziek. Er was cv. Achter het huis lag een tuin, en een schuur voor de fietsen en het gereedschap.

Kinderen. De eerste generatie met een zorgeloze jeugd. Relatief. Het grind was vervangen door asfalt toen deze kinderen naar school fietsten, weliswaar verder, maar zonder te knarsen. Deze generatie zag de poort naar de steden, naar de Randstad, naar de universiteit, naar een leven buiten de polder.

Terugdenken is alleen van waarde als de veranderingen en alle stapjes die tot die veranderingen geleid hebben hun plekje hebben in die gedachten. Uiteindelijk zijn het de stappen vooruit die tellen, en die worden in de huidige tijd zelden nog benoemd. Kiezels zijn asfalt geworden, nog niet eens zo lang geleden.

janvanmersbergen