Bij de tweedehandswinkel met de uitmuntende boekencollectie vond ik drie thrillers van Jens Lapidus. Zweed. Ik vond er eigenlijk meer, maar deze drie, zo zag ik op de covers, vormen een trilogie. Dat leek me een goed idee om mee te beginnen, zijn eerste drie boeken.
In de winkel bladerde ik door de boeken, op zoek naar zinnetjes, alinea’s, passages die me in ieder geval niet afstootten. Dat lukte vrij goed. Ik zag korte zinnen, las mooi ritme, ging heel snel door de pagina’s. Dus ik schafte deze drie boeken aan, voor slechts zeven euro vijftig in totaal.
Op de achterflap, met daarom een grote foto van de schrijver, staat een quote die suggereert dat Lapidus de opvolger is van Stieg Larsson. ‘Slaat de Millennium-bug weer toe?’ Dat is een sterke aanprijzing, want die Millennium-trilogie (inmiddels drie trilogieën) die begint met Mannen die vrouwen haten is ijzersterk. Voldoende verhaal, interessante personages, goed decor, en bovendien een maatschappelijk thema.
Lapidus volgt in zijn eerste deel (Snel geld) drie mannen die ieder op een eigen manier in het criminele circuit van Stockholm een rol spelen. Een Serviër die net onder de top zit in een groep die handelt en afperst, een latino (Jorge) die door toedoen van die Serviër veroordeeld is en nu uit de gevangenis ontsnapt, en een kakker die coke gaat dealen om zijn dure levensstijl te bekostigen.
Het verschil met de Millennium-trilogie is dat de politie niet in beeld komt, alleen de kant van de criminelen. Een inkijkje in dat milieu. Dat werkt heel goed. Daarnaast hanteert Lapidus een korte blafferige stijl waar je even aan moet wennen, maar die goed aansluit bij de personages en hun handel. Bovenaan pagina 107:
‘Het huis lag ongeveer driehonderd meter verderop. Was niet zichtbaar vanaf het eerste huis. Geen auto erbuiten. Het was groot. Twee serres. Afgebladderde rode verf. Witte hoeken. Groene kozijnen. De onderste veranda was nauwelijks te zien vanwege de opgeschoten boompjes en struiken. Jorge liep erheen over de oprijlaan. Het grind knarste. De deur van het huis kwam uit op het erf, vanaf de weg gezien aan de achterkant. Perfect. Keek naar binnen door alle ramen. Niemand thuis. Klopte op de deur. Niemand deed open. Riep hallo. Niemand kwam naar buiten. Liep de weg weer op. Geen mens of ander huis te zien. Liep terug. Probeerde de alarminstallatie te ontdekken. Nada. Trok zijn handschoenen aan. Sloeg een raam in. Stak voorzichtig zijn hand naar binnen. Wilde zich niet snijden. Haalde het haakje eraf. Dat ging goed. Deed het raam open. Drukte zich omhoog. Sprong naar binnen. Luisterde. Geen alarm. Hij riep weer. Geen antwoord. Chill.’
Vooral de korte zinnen, kreten bijna, (Liep de weg weer op. Liep terug. Probeerde… Trok… Sloeg… Stak…) die beginnen met een werkwoord, staan me eerst nogal tegen, omdat het gemakkelijk voelt en lastig leest, maar toch lees ik daar na honderd pagina’s gemakkelijk overheen, omdat het ritme werkt.
De meeste zinnetjes zijn korte handelingen, op hoog tempo. Als daar steeds ‘hij’ voor zou staan, dan zou het anders lezen. Netter. Even horkerig. Elders op het omslag wordt deze stijl vergeleken met die van Dennis Lehane, George Pelecanos en James Ellroy. Die eerste twee schrijven over vergelijkbare milieus, maar in een keuriger vastere stijl. Ellroy sluit wel goed aan, al die zinnen van vier of vijf woorden met alleen een droge handeling en hetzelfde ritme, wat een hallucinerend effect heeft.
Daarnaast glipt de verteller steeds even in het hoofd van het personage dat gevolgd wordt. ‘Perfect. Dat ging goed.’ Dat zijn korte reacties van Jorge, en dat staat heel organisch tussen al die beschrijvingen.
Een bijzonder sterk eerste deel dus van deze Stockholm-trilogie, die in eigen land Stockholm-noir genoemd is, waarvan dit eerste deel in Nederland verscheen in 2006, in vertaling van Jasper Popma. De volgende twee delen, Bloedlink en Val dood, ga ik ook nog lezen.