Zoals Carnaval de lente aankondigt, zo volgt er ieder voorjaar, na de koude periode, een moment waarop in voor het eerst mijn visspullen uit de schuur haal, mijn hengel, mijn tas met de tuigjes en de doek en de visvergunning, mijn metaal met stoffen klapstoeltje, mijn bakje voor aas, en ik voor de eerste keer dit voorjaar de waterkant in de buurt opzoek, bij de sluis van Sloten of onderaan de ringdijk bij het lager gelegen water waar een smal bruggetje de bebouwing verbindt met een looppad, en dat moment was op deze mooie dag ergens halverwege in maart aangebroken, het was midden op de dag, ik schreef niks, ik las niks, ik hoefde geen workshop voor te bereiden en ook geen manuscript te redigeren, tenminste, dat moest ik natuurlijk allemaal wel doen, maar door die stek bij de sluis die ochtend dacht ik een paar uurtjes totaal niet aan dat werk, maar zat ik met mijn gezicht naar de zon toe, naar het zuiden, en het licht spiegelde op het water en verwarmde me dubbel, en ook de voortjes en de baarsjes ontwaakten in dat eerste licht, kropen uit de modder om in de duisternis van het water te zoeken naar voedsel, alles is zoeken naar licht en eten, en de wormen die ik eerder die ochtend uit mijn komposthoop had gehaald waren een welkom hapje na deze winter, ik voelde dat de vissen echt happig waren, dat ook zij het nieuwe seizoen van leven en ontwaken aanvielen zoals alleen vissen dat kunnen, krachtig en vastberaden, en toen ik na een paar uur weer terug naar huis ging was het echt al warm en was het echt lente.

janvanmersbergen