Ik zette een emmer ijs in de tuin. De laatjes van de vriezer liepen steeds moeizamer over de glazen plankjes, en dus was het tijd om dat ding te ontdooien. Ik trok de stekker eruit, achter de plint, bikte het ijs weg met een mes en verzamelde het witte ijs in een emmer. Als mijn zoontje uit school zou komen, die middag, zou ik hem het ijs laten zien. Zoals in de eerste zin van Honderd jaar eenzaamheid.

De zon brak al door de wolken. De struiken krijgen al knoppen. Voor mij is de druivenplant de belangrijkste graadmeter van het voorjaar, maar die is traag, die begint pas in april voorzichtig te ontluiken. Daarna groeit hij echt hard, maar de start is langzaam. Die druif is al oud. Hij bedekt inmiddels volledig de twee delen van de pergola. Er hangen lampjes aan.

In de tuin lagen de stukjes brood die mijn zoontje die ochtend niet opgegeten had. Een ekster landde behoedzaam op de bestrating, keek om zich heen, hupte naar een broodkorst, pikte het op en vloog naar de bovenste rand van de schutting. Die vogels zijn zo blij met een beetje eten, zeker als het koud is. Dankbaarheid is moeilijk af te lezen aan vogels. Nu nervositeit overheerst altijd.

Ik schoof de bak ijs naar de schaduwrand van de picknicktafel. Ik ging in de zon zitten. Ik las een thriller van Lars Kepler: Hypnose. Er komen zo veel namen in voor en sommige personages worden zo abrupt geïntroduceerd dat ik het verhaal maar moeilijk kon volgen. Daar moest ik dus even doorheen lezen. Vergeet die mensen, volg het verhaal, was de opdracht.

Mijn zoontje had die middag een studiedag, of eigenlijk de docenten van de school. Hij moest al om kwart over twaalf opgehaald worden, dus ik moest de tijd in de gaten houden. Die ochtend schreef ik een eerste plan voor een nieuwe roman. In dat boek is er uitzicht op een plas water, er is een zwembad, en waarschijnlijk iets met ijs. Ook sloeg ik de Bijbel open, online. Een van de personages is een predikant.

Later die middag pakte ik de roman Hoboblues erbij, van Arnoud van den Berg. Hij is een bassist, dit is zijn schrijfdebuut. Het boek leest ontzettend goed, en vooral het ritme van de zinnen sluit volledig aan bij zijn muzikaliteit. Ik vind het altijd zo jammer dat ik geen instrument kan bespelen, dat ik daar nooit het geduld voor had om het te leren. Ik heb het echt geprobeerd. Ik had een gitaar, ik had een harmonica. Ik heb ze in de Nieuwe Keizersgracht gegooid.

Voor schrijven moet je ook geduld hebben, maar dat is een ander geduld. Schrijven is niet het technische leren van grepen, van hoe je je vingers neerzet, van aanslaan, van ritme. Schrijven is gaan zitten en je handen laten tikken, en de woorden die in je hoofd opkomen een plekje op papier geven, in aaneengeregen zinnen. Stel dat je voor typen eindeloos zou moeten leren hoe je die toetsen beroerd, zoals bij een blokfluit, dan zou geen mens gaan schrijven.

janvanmersbergen