Op weg naar de stamkroeg raakte ik op straat in gesprek met een vrouw die twee hondjes uitliet. Ze vroeg me of mijn fiets kapot was, want ik stond stil maar checkte alleen even mijn telefoon, mijn fiets was in orde. Zo ontstond er een gesprek over de buurt, waar ze zestig jaar geleden geboren was, toen daar nog ergens in de weilanden een boerderijtje stond en verder niks. Ik zei: Jij hebt de buurt wel zien veranderen. Ze zei: Maar ik voel me nog steeds thuis.

Het idee achter een stamkroeg is dat je daar heen kunt gaan zonder met mensen af te spreken, omdat je weet dat allerlei bekenden daar toch wel zullen zijn. Een stamkroeg is zekerheid. Niet de zekerheid wat er op zo’n avond gaat gebeuren, dat is altijd maar afwachten, maar wel de zekerheid dat je je op die plek thuis zult voelen. Die vrijdagavond in ons café was precies zo’n avond: iedereen was thuis.

De lange bank langs de muur, waar drie kleine tafeltjes aan staan, was volledig bezet door bekenden. Een schrijver en onze kunsthistoricus bij de deur, een paar oudgedienden aan de middelste tafel, en wij aan de derde tafel: de andere kunsthistoricus, haar man die tekenaar is, mijn schrijfvriendin, twee documentairemakers en nog twee schrijvers. Te veel mensen voor het aantal zitplaatsen, dus een van de schrijvers pendelde heen en weer tussen de bar en de tafel.

Een van de oude bekenden van de avonden in café Helmers had haar twee hondjes opgehaald. Het waren een mannetje en een vrouwtje. Het vrouwtje kwam direct na binnenkomst bij mij op schoot zitten. Ik vind honden best leuk, zeker als ze rustig zijn en niet stinken. Deze hondjes waren erg schattig. Na een tijdje zette ik het hondje weer op de grond, ik ben niet iemand die urenlang een huisdier gaat aaien. Ik ben boerderijdieren gewend, die laat je hun gang gaan.

Toen onze schrijfvriendin en medeoprichter van de maandelijkse schrijversborrel (sinds 2006) een rondje wilde bestellen schreef ze op een viltje wat er aan drank moest komen. Ze turfde: drie biertjes, een glas w-wijn, een glas water en een streepje voor mij: nep-bier. Het meisje van de bar ging het allemaal in orde maken.

Het is bijna Boekenweek. Er komen veel boeken aan, en dus veel avondjes. De vrouwelijke kunsthistoricus presenteerde deze week haar boek, over het combineren van kunstenaarschap met moederschap. Mijn roman verschijnt volgende week, die week is ook het Boekenbal waar een flinke delegatie van ons kroegje present zal zijn.

Net voor ik naar huis wilde fietsen belde mijn oudste zoon. Het was half twee. Hij zei dat er brand was bij de buren. Ik schrok, maar hij zei er meteen achteraan: Op de hoek, boven. Het kan niet bij ons komen. Dat was enigszins een geruststelling, toch dacht ik de hele terugweg aan de mensen die op de hoek wonen. Mijn zoon stuurde een filmpje van de vlammen, daar durfde ik niet naar te kijken.

In onze straat stonden een brandweerwagen met zwaailichten en twee politieauto’s, een busje en een gewone politieauto. De brandweermannen zaten uit te rusten op de zijkant van de brandweerwagen. De mensen van de hoek stonden buiten. De dakkapel was helemaal uitgebrand, ook beneden was er schade, door vuur en bluswater. Waar zouden die mensen heen moeten?

De volgende dag hoorde ik van de buren dat de jongen die op de zolder woonde – het is een eengezinswoning die opgedeeld is in drie woonlagen, en die worden slecht onderhouden, bewoners komen uit alle windstreken en de samenstelling wisselt per maand – een sigaret had laten liggen en weg was gegaan. Hij had sorry gezegd. Voor een nachtje met zwaailichten hoef je geen sorry te zeggen, dacht ik. Wel tegen de mensen die beneden je wonen, en die nu geen huis meer hebben. Het verhaal had veel weg van een verzekeringskwestie.

Het verschil tussen die woning, die een soort opvangplek is geworden voor mensen die tijdelijk in Amsterdam zijn, zonder binding met de buurt, en de stamkroeg waar gelijkgestemden op vrijdagavond bij elkaar kruipen om contact met elkaar te hebben en te kletsen over alles wat er in ons kleine wereldje en ook in de grote wereld speelt, is erg groot.

«

janvanmersbergen