Die middag werd de nieuwste bundel van Pim te Bokkel gepresenteerd. Hij had een aantal dichters gevraagd voor te komen lezen, en dat waren allemaal dichters die voor een mooie middag kunnen zorgen: Bernard Wesseling, Hagar Peeters, Tsead Bruinja en Thomas Möhlmann. Deze middag voelde ik bij iedere voordracht dat er iets wezenlijks onderzocht werd, over het leven, vergankelijkheid, tijd, dood, natuur en het vastleggen van dat alles, met het ontoereikende middel taal.
Ieder gedicht deed me nadenken, en beter nog, voelen, wat ik als mens nou eigenlijk doe op deze wereld. De poëzie nam me mee. Soms was ik gewoon thuis met mijn gezin, soms zat ik even op de fiets (bedankt Bernard), soms dacht ik na over het verlies van mijn moeder. Pim heeft net voor het verschijnen van deze bundel zijn vader verloren, de gelijkenis met november 2023 toen mijn roman uitkwam en in die week mijn moeder stierf, kon ik moeilijk opzij schuiven.
Het begin van het leven en het einde van het leven, daar trok Pim een lijn tussen. Hij zou, zo zei hij, graag willen weten hoe het is om nog net niet geboren te zijn. Kinderen weten dat, dus hij zou zijn kinderen, die overigens vrolijk ronddartelden in het zaaltje, dat willen vragen. Het probleem is dat als ze net geboren zijn ze nog niet kunnen praten. Echter, als ze kunnen praten zijn ze vergeten hoe het was om nog net niet geboren te zijn. Dat vond ik iets wezenlijks toevoegen aan de rol van taal, en aan de rol die mensen hebben als ouder en kind.
Eerder die week was ik bij een vriend koffiedrinken. Ik vertelde hem waar ik zo mee bezig was. Hij kent de streek waar ik opgegroeid ben, dus ik vertelde over dat gebied en over mijn roman en mijn thrillerreeks die ergens in oktober zal verschijnen, en hij vroeg: Hoe verzin je het allemaal? Ik verzin niet zo veel, ik kijk een beetje om me heen. Zeker als ik bij mijn pa in de polder ben. Linkjes leggen die niet zo direct zichtbaar zijn, dat is het. In poëzie gebeurt hetzelfde.
Een opvallend opgewekt zinnetje werd tijdens de presentatie door Tsead Bruinja aangehaald, uit een recente Noorse film: ‘Op een dag sterf je, maar op alle andere dagen niet!’ Dat zinnetje stuurde ik later naar een vriend van me die in Brabant een hoveniersbedrijf heeft, en die daarnaast veel prakkezeert, zoals hij het zelf noemt. In het dorp noemen ze hem de filosoof. Ik stuurde hem de zin omdat het tijdens de dichtersmiddag veel ging over de natuur, en vooral over buiten zijn. Mijn vriend is ook graag buiten, dat vak van hovenier is buiten. Natuur is buiten.
Ik zat op een klapstoeltje in de zaal naar poëzie te luisteren en dacht: Ik ben eigenlijk best graag binnen, daar is ook natuur. Mijn plantjes die ik verzorg, dat is ook natuur. Dus ik dacht aan de amaryllis die momenteel staat te bloemen midden in huis, op een tafeltje achter de bank. Een grote witte bloem die een halve meter boven zijn krappe potje uitsteekt, de bol in het potje, daarboven hangt precies een lamp die het wit van de bloem doorzichtig maakt.
Mijn jongste zoontje keek die week lange tijd naar die bol, toen er nog niks leek te gebeuren, en sprak erover met zijn broer, van eenentwintig. De oudste zei: ‘In die bol zit van alles opgeslagen. Die bol weet dat-ie op een gegeven moment moet gaan groeien en bloeien. Dat is als een computer. Het leven zelf zit opgeslagen in die bol.’ Dat vond ik heel mooi, dat mijn kinderen nadenken over het leven in al zijn facetten, verpakt in een lelijke bol die uiteindelijk een schitterende bloem wordt.
De natuur binnen: ik verzorg de plantjes in huis. Ik geef ze iedere week water, ik weet precies hoeveel ze moeten krijgen. De Aloë Vera heeft amper water nodig en als je die verpoot blijken er geen wortels aan te zitten, alleen een enkel sprietje. Dorre blaadjes haal ik weg. Planten groeien naar het licht en daarom draai ik ze regelmatig om, en dat voelt als plagen, maar anders groeien ze één kant op, scheef. De natuur binnen is meer dan zilvervisjes. Poëzie maken over de natuur gebeurt ook binnen, na een wandeling, zo toonde een filmpje. Bij de kachel. De beelden komen van buiten, alles wat er in je hoofd mee gebeurt, waar die beelden de taal ontmoeten, is binnen, in je hoofd. De amayllisbol waarin alles opgeslagen ligt.