De berg keek uit over het dal, over de dorpen in het dal, over de mensen in de dorpen. De berg stond daar al duizenden jaren, de mensen kwamen net kijken. De berg had ze zien komen, zien bouwen, en hij had ze aan zijn voeten zien kriebelen, maar nooit was een mens tot op de top van de berg geraakt. Dat was het domein van de wolken. Tot een jongen uit het dorp in de bocht bij de rivier op een ochtend naar de berg keek, het was helder en koud, en dacht: Vandaag ga ik naar de top van de berg.

Hij nam de rugzak van zijn vader, die hij al jaren niet gezien had, pakte proviand en water uit de keuken van zijn moeder en een deken van zijn eigen bed, en toen zijn moeder een moment op de binnenplaats achter het huis was en sloop het dorp uit, langs de rivier, over de houten brug, in de richting van de berg. Er waren geen wolken.

De berg zag de jongen komen, zoals hij ze vaker had zien komen. De berg wist dat hij te hoog was, dat de lucht om zijn kruin te ijl was, dat er geen planten meer konden groeien, dat geen mens hier ademhalen of leven kon, dus de berg wachtte rustte af tot de jongen vermoeid zou raken en om zou keren.

Er was echter iets in deze jongen waar de berg niet op gerekend had: een ongekende vastberadenheid. Op school, in het kleine klasje in het dorp bij de rivier, merkte niemand iets van die vastberadenheid, daar versleten ze hem voor lui en ongeïnteresseerd. Nu hij een doel had en alleen maar hoefde te wandelen en klimmen, en af en toe uitrusten, nu pas kwam de ware aard van de jongen naar boven.

Hij liep de hele ochtend en de hele middag/ Het pad dat eerdere mensen uitgesleten hadden vervaagde, tot er geen pad meer was en hij zelf zijn weg moest zoeken, steeds naar een hoger punt. Er waren geen bomen, struiken meer, zelfs geen taaie doornstruiken. Geen gras, geen leven. De jongen liep door tot het avond werd en de berg al wilde gaan slapen. Toen nam hij zijn deken en zocht een plekje tussen de rotsen.

De berg hoorde de jongen ademhalen, rillen van de kou, klein en kwetsbaar in zijn deken, maar niet bang. Dat had de berg verwacht: dat de jongen met de invallende duisternis bang zou worden en terug zou gaan. Nu kon de berg niet anders dan de jongen een plekje geven, in zijn schoot.

Bij het eerste licht dat achter de berg verscheen en zijn rug verwarmde, stond de jongen op, pakte zijn spullen in, nam een slok water en keek omhoog naar de top. Het was nog heel ver lopen en de route was steil, maar hij zette koers die richting uit, zonder twijfel. Hij liep en klom, en na een keer gerust te hebben en het brood gegeten met de dadels van zijn moeder, begon hij aan het laatste stuk.

De berg voelde hem op zijn schouders, in zijn hals, aan zijn oren en uiteindelijk op zijn kruin. De jongen was er. Het dal lag ver beneden hem. De berg dacht na. Alle mensen voor deze jongen waren teruggegaan, deze jongen wilde hier helemaal naartoe, maar wat was zijn rol? Alleen hier staan en hoog zijn en zich laten overwinnen? Of had de berg andere ideeën? Zou de jongen, als hij weer naar beneden ging en in het dorp zou vertellen van zijn tocht, niet anderen ook op een idee brengen?

Die angst, voor het eerst dat de berg die angst voelde, deed de berg een moment wankelen, maar hij herpakte zich op tijd en richtte zich tot de wolken, zijn vrienden van hier boven, die verdwenen leken op deze mooie dag. De berg zei: Wolken, laat me hier niet alleen met de mensen. Help me.

De wolken hoorden zijn smeekbede en kwamen een voor een uit alle hoeken van de vallei, en nog voordat de jongen kon beginnen aan zijn terugweg lieten de wolken de lucht om de berg suizen, met ongekende kracht. De wind greep de jongen en nam hem mee.

Beneden in het dal heeft niemand de jongen ooit weer terug gezien. Zijn moeder mistte een brood en een paar dadels, en ze miste een kruik met water. Ze wist dat hij de berg op was. Iedere dag keek ze naar de berg, die even groot en onaantastbaar aan de andere kant van de rivier stond te wachten. Waarop stond die berg te wachten? Ze wist het niet, ze wist alleen dat er voor mensen daar op die hoogte, geen plaats was.

janvanmersbergen