Allereerst voor iedereen de beste wensen voor dit nieuwe jaar. Maak er iets moois van. Daarna direct wil ik een belofte inlossen, want ik had gezegd hier alvast fragmentjes te laten lezen uit de roman die eind april verschijnt: Eiland zonder schaduw. Hieronder de opening, met een adres als titel.

5 Tudor City Place

Op de vierde ochtend van mijn derde bezoek aan New York bel ik – lichtelijk in paniek – mijn vader, en krijg ik direct een verpleegkundige aan de lijn: Het gaat niet goed met je moeder.
Met mijn gezin sta ik voor een koffietentje naast het Tudor Hotel aan de oostkant van Manhattan, aan de 42e straat – keurig overzichtelijk; straten die genummerd zijn. Gebouwen van rode baksteen, smalle boompjes, borden met daarop ONE WAY en DEAD END, een man in een korte broek op slippers die zijn hond laat pissen tegen een lantaarn, vaag de geur van bleekmiddel.
In dit decor hoor ik het haar zelf zeggen, kortademig en fluisterend zacht: Dit gaat niet goed.
De familie bestaat uit: mijn vriendin Anna (42); mijn oudste zoon Gies (19); mijn dochter Jenneke (Jenn, 15), mijn jongste zoon Niek (6); en voor de volledigheid de rugnummers van mijn vader (79) en mijn moeder (76).
Ik ben 51 jaar oud, het gaat niet goed met mijn moeder en opeens heb ik koude voeten. In mijn schoenen beweeg ik mijn tenen. Langs een parkje kijk ik alvast in de richting van de tweede Avenue, dan de derde en dan Lexington, zo had Google Maps me geleerd, de telefoon tegen mijn oor gedrukt in de hoop het omgevingsgeluid te dempen. Het tellen van de avenues maakt de paniek niet minder en de kou aan mijn zolen ook niet, alsof ik met blote voeten op een bevroren stoep sta.
Je moet echt hierheen komen, zegt de verpleegkundige die zich voorstelde als Karin. Ze had al eerder gebeld. Dat had ik die ochtend in het hotel gezien, een onbekend nummer met kengetal 076.
Ik wist niet direct uit welke plaats het telefoontje kwam, wel waar het telefoontje niet vandaan kwam, want: 072 is Alkmaar; 073 is Den Bosch; 074 is Hengelo; 075 is Zaanstad; 077 is Venlo; 078 is Dordrecht.
Maar 076? Ik kon er niet op komen, ik luisterde het voicemailbericht pas later af. Eerst moest ik die ochtend met mijn oudste zoon praten, met Gies.
Die jongen is totaal veranderd nu hij het Tudor heeft gezien en op een terrasstoel is gaan zitten. Gies, op het punt mij voorbij te groeien. Vanochtend was hij niet te genieten. Omgedraaid als een blad aan een boom, zoals oma zou zeggen. Hij kijkt opgewekt, zit stevig, zijn schouders hangen niet meer, zijn ogen glimmen.
Deze ochtend vroeg was hij onuitstaanbaar lamlendig. Hij moest voor het ontbijt geroepen worden, wilde eigenlijk zijn bed niet uit, reageerde minimaal op vragen. De oorzaak: hij dacht dat alles wat hij graag wilde doen in New York toch niet kon. Dat hij zich moest schikken in wat de anderen van het gezin verzonnen om te gaan doen. Dat maakte hem verveeld, en vervelend.
Eer ik erachter was wat die jongen in New York wilde doen was ik dat 076-nummer alweer vergeten.
Zijn zusje van vijftien is anders, die heeft het hart op de tong. Die roept enthousiast dat we naar Times Square gaan, dat we naar Starbuckes gaan voor iced coffeeeee, dat we gaan winkelen (shoppeeeeeh), naar het Smarties en Lego-museum, het huis van Friends bekijkeeeeh en natuurlijk in een gele taxi rijdeeeeh.
Kleine Niek vindt de stad vooral heel indrukwekkend en vermoeiend. Hij laat zich op sleeptouw nemen, zoals kinderen van zes dat gewend zijn. Anderen bepalen voor hem. Zijn moeder en ik. Vooral de metro bleek hij mooi te vinden, dan kon hij op de oranje bankjes uitrusten van het vele lopen.
En de oudste? Die trok zich terug in zichzelf, omdat hij er geen vertrouwen in had dat zijn wens ingewilligd zou worden.
Het kan toch niet, mopperde hij in de hotellobby.
Maar wat wil je dan? vroeg ik. Je moet eerst duidelijk maken wat je wilt, dan kunnen we een plan maken.
Niks.
Als jij niks wilt, dan verzint een ander iets.
Jullie willen toch iets anders, zei hij. Die ouwe zooi bezichtigen voor dat stomme boek van je.
Daar schrok ik van, maar ergens had mijn zoon gelijk. Ik wilde vooral graven in de geschiedenis, daarom waren we de dag ervoor naar een archief geweest, helemaal diep in Brooklyn, om verhalen op te duiken die ik misschien een plekje kon geven in een boek – mijn eerste boek, waar ik inmiddels al ruim twintig jaar aan werkte – zo lang Gies leefde eigenlijk al.
Jij moet ook zeggen wat je wilt doen of wat je wilt zien, zei ik, want als je zo blijft doen gaan we helemaal nergens naartoe. Ik ga geen zombie de stad door slepen.
Hij haalde zijn brede schouders op, dat deed hij automatisch als ik met hem praatte. Dreigen werkt niet, slijmen werkt niet. Alleen bekvechten en puzzelen brengt ons stapjes verder.
Na drie kwartier wist ik los te peuteren dat Gies het Tudor Hotel wilde zien.
Tudor? vroeg ik.
Ja, van Scarface.
Op zijn telefoon liet hij me een foto zien van een sobere bakstenen gevel met een halfronde groene luifel ertegenaan met daarop: 5 TUDOR CITY PLACE. Daar is een scène uit Scarface opgenomen is, zijn favoriete film. De afgelopen jaren zag hij Scarface zeker vijftien keer. Op Instagram beheert hij een account met quotes van Tony Montana dat tweehonderdveertigduizend volgers telt.
Daar gaan we heen, zei ik direct.
Op Google was de locatie snel gevonden, de route ook. We gingen meteen op pad. Gies vond het geweldig. Dat klaarde de lucht. Hij kende de plek van de film, liep daar nu zelf rond, vertaalde het filmdecor naar zijn eigen realiteit, en wat vooral mooi was: hij begreep mij weer iets beter.
Naast het Tudor Hotel zat een piepklein koffietentje waar je ook broodjes kunt krijgen, en allerlei gerechten. Ik kocht er koffie, cola en warme chocomel bij de eigenaar, die Mo bleek te heten en van Frans-Marokkaanse afkomst is, en op dit moment in de deuropening van zijn koffietentje staat. Direct knoopte ik een gesprek aan: Mijn oudste zoon wilde graag naar deze plek, vanwege Scarface.
Mo kwam achter de toonbank vandaan en loodste Gies mee het hoofdgebouw in, waar hij een winkeltje had met potjes jam, blikjes tomaten, koekjes, ijs en schoonmaakmiddel, een postkantoor met pakketservice, en een pinautomaat. Hij liet ons de statige hal zien, groette de portier, nam Gies mee een gang door, een hoek om naar de voormalige bagageruimte aan de achterkant, en zei: Hier liep Al Pacino.
Gies genoot, en vertrouwde me toe: Nu begrijp ik waarom jij altijd overal met iedereen staat te ouwehoeren.
De lucht moet geklaard, anders blijft het stormen.
Nog voor Gies klaar was foto’s en video’s van het Tudor te maken luisterde ik de 076-voicemail af, die begon met: U spreekt met Karin, verpleegkundige van het Amphia Ziekenhuis in Breda. Ik bel u over uw moeder.
Dus ik belde mijn vaders mobiel, hier op het terras. De verpleegkundige nam op en vertelde me wat er gebeurd is en nu leun ik wezenloos op de rugleuning van een terrasstoel.

janvanmersbergen