De laatste tijd kijk ik veel films, gewoon thuis. Ik kom zelden in de bioscoop, in mijn stamkroeg gaat het verhaal rond dat ik niet van de bioscoop hou. Dat is prima. Ik heb een aantal filmzenders die recente films aanbieden zonder reclame, en de mogelijkheid films op te nemen. Nu zag ik een aantal sterke films: Triangle of sadness (een van de weinige films die ik in de bioscoop zag), Het smelt, de mooie verfilming van de roman van Lize Spit, een eveneens sterke verfilming van Zomervacht van Jaap Robben, twee delen van de Millennium-trilogie met de Engelse titels The girl with the dragon tattoo en The girl in the spider’s web, De acht bergen, en Lamb, een IJslandse film. Vooral boekverfilmingen, waarbij het verhaal bepalend is, en meestal duidelijk is waarom de personages doen wat ze doen. Motieven.
In die laatste film, Lamb, met een Zweedse actrice in de hoofdrol die in de Zweedse verfilmingen van de Millennium-trilogie speelde, wordt een lammetje geboren dat door de boer en boerin in hun gezin opgenomen wordt. Eerder verloren ze hun dochtertje, het lam is vervanging. Het lammetje verandert in een kind, half mensenkind, half lam. Het is een vervreemdend verhaal, met allerlei onwerkelijke wendingen en een bizarre transformatie, maar ik geloofde de personages, geloofde de setting, kon de verteltijd behappen, zat een uur en drie kwartier in het decor, en ondanks het trage tempo (een huis op een heuvel, rechts loopt de vrouw het kader in, heel langzaam naar de deur van het huis, stap voor stap, en ik snap het vertragende maar toch kan ik dat soort voorspelbare shots niet uitstaan, want iedereen weet: dit shot eindigt pas als ze binnen is…) geloofde ik de hele film. Het is een zwart oersprookje, en iedere handeling van ieder personage had een motief. Dat maakt sprookjes aannemelijk.
Daarnaast zag ik films met een andere opzet, en gebrek aan verhaal en aan verhaalmotieven. Nu zoek ik vaak besprekingen van films op voor ik ze opneem, dat geeft iets meer een idee van wat ik ga kijken. Twee films kregen bijzonder veel waardering, internationale lof, prijzen en sterren te over, en nog steeds begrijp ik niet waarom. De eerste was Women talking, een verfilming van het gelijknamige boek van Miriam Toews. Een groep vrouwen binnen een geloofsgemeenschap wordt stelselmatig onderdrukt, verkracht, vernederd, door de mannen, en wil daar iets aan doen. Ze beleggen een vergadering. Omdat ze niet kunnen schrijven vragen ze een man notulen te maken. In het boek krijgen we precies die notulen, met de gedachten van die man erbij. De film maakt daar één langgerekte scène van waarin de vrouwen bespreken wat ze moeten doen. Past erg goed bij de titel, dat praten, maar is heel erg saai. Alle motieven worden verpakt in uitgesproken gedachten.
In een aantal recensies stond dat deze film een feministische film is. Een groep vrouwen die wil terugvechten, dat is al snel koren op de molen van feministen. Strijdbare vrouwen, dat is mooi. Nu zegt één van de personages al aan het begin van de film dat zij onderdeel zijn van een gemeenschap met bepaalde normen, en dat de mannen dat ook zijn. Hun handelen kan alleen bekeken worden vanuit dat kader. Dat idee is interessant, want het geeft diepte aan de feministische strijd en ook aan de achtergrond van de mannen. In hoeverre zijn de rollen bepaald door de samenleving waarin mannen en vrouwen samenleven?
Dat idee wordt echter niet verder uitgewerkt, de opzet van het verhaal laat dat niet toe. In tegenstelling tot een roman is het voor een film erg lastig wanneer er vrijwel geen handeling of actie in beeld komt, behalve een aantal nachthemden met bloed. De samenleving, die al klein en geïsoleerd is, wordt nog kleiner gemaakt omdat alleen de vrouwen in beeld komen, pratend. Eigenlijk is de verfilming van Women talking een toneelstuk: plaats en tijd zijn overzichtelijk en helder, maar ook beperkend.
De mannen, de daders, zijn vertrokken. Daardoor worden de motieven van de mannen niet zichtbaar. Mannen zijn in dit verhaal een eendimensionaal kwaad, waar vrouwen tegen moeten strijden. De kijker hoopt dat de vrouwen kunnen ontsnappen, zoals bij een gevangenisfilm. Motieven vereenvoudigen, dat is wat deze film doet. Daarnaast is de enige man in het verhaal, de notulist, onuitstaanbaar passief en emotioneel labiel. Ook dat voelt vervelend, want blijkbaar verdient alleen dit type man een rol in deze film. Dit verhaal is het tegenovergestelde van een sprookje, maar door de vertelkeuzes minder aannemelijk dan een doorsnee sprookje.
De tweede film was Evil does not exist. Japanse film, die iets meer dan 100 minuten duurt en slechts bestaat uit drie of vier scènes: dorpje krijgt het nieuws te horen dat er een luxe camping komt, er komt een inspraakavond, twee werknemers van het bedrijf dat de camping moet realiseren vragen een man beheerder te worden, en een slotscène die totaal uit de lucht komt vallen. Ik begreep helemaal niets van deze film. Ik begreep niets van de motieven van de personages.
In het begin hoopte ik nog meegenomen te worden door de bossen en bomen en de sneeuw en de bergen, maar een aantal minuten uitgedund bladerdak, minstens evenzoveel minuten een houthakkende man (wat ik doorgaans geweldig vind) en een inspraakavond met zo veel ingehouden woede dat je bijna wenst dat een van de personages zich te buiten zal gaan, maakten me helemaal kriegel.
Het slot van de film, in de recensies herhaaldelijk bestempeld als bedwelmend, mysterieus en sprookjesachtig, draait om de natuur en wat de mens de natuur aandoet, en hoe mens en natuur in evenwicht moeten zijn om samen te kunnen leven, maar ook hier zijn de motieven van de personages totaal onduidelijk, en zijn eigenlijk alleen de hertjes die als handpoppen in de camera kijken te begrijpen. Een sprookje, maar alleen als idee, alsof de regisseur gedacht heeft: zodra ik mijn verhaal een sprookje noem zijn er geen vertelmotieven meer nodig.
Films kunnen schrijvers laten zien op welke manier verhalen verteld kunnen worden, vooral omdat filmmakers gedwongen zijn te vertellen voor beelden. Film is beeldtaal. Als een boek met gesprekken tussen een stuk of tien vrouwen letterlijk overgenomen wordt in een filmscène, die daardoor direct een ingewikkelde dialoog wordt omdat er veel personages zijn, dan verlangt de kijker naar beeld. Wat is er gebeurd, en waarom wordt me dat verteld door eindeloze rationele dialoog? Als beelden een eenvoudig verhaal over een bedreigd dorpje invulling moeten geven aan ideeën over mens en natuur, maar die mensen zijn net zo motiefloos als de bomen waar ze tussendoor lopen en die ze omzagen, dan ik als kijker moeite te begrijpen waar al die beelden toe dienen.
Dat is vertellen, en dat geldt ook voor proza: een vorm kiezen waarin motieven verpakt worden in handelingen, of een vorm kiezen waarin het decor die motieven kan dragen.
Na deze twee films verlangde ik naar een volgend deel van The girl with the dragon tattoo en The girl in the spiders web, films die soms wat over de top zijn maar in ieder geval met personages die een mix zijn van goed en kwaad, van deugden en problemen, met drijfveren en angsten en motieven. Toevallig ook films waarin de rol van beschadigde vrouwelijke speurder door twee verschillende actrices vertolkt wordt, die allebei deel uitmaken van de groep in Women talking. Tijdens die film had ik voldoende tijd dat op te zoeken.