De Groene Amsterdammer

Schrijven maar

In de periode tussen pakweg 1960 en 1990, de bloeitijd van de naoorlogse Nederlandse romankunst, was het voor schrijvers nog niet gebruikelijk om les te geven. Je moet er niet aan denken: Claus, Haasse, Mulisch. Cremer, Blaman, Hermans die een schrijfcursus geven.

Veel schrijvers geven tegenwoordig schrijfcursussen aan universiteiten, op hbo’s, bij uitgeverijen en andere al dan niet gesubsidieerde instellingen. Er bestaan schrijfweekends, cursussen ‘creatief schrijven’. Voor schrijvers is het een manier om wat geld bij te verdienen, maar zeker ook om (eigen) schrijfopvattingen kritisch tegen het licht te houden. Men zoekt het meestal niet in algemene tips en goed gekozen voorbeelden uit de traditie, maar probeert tegemoet te komen aan de wensen en mogelijkheden van de cursist. Niet te veel voorschriften en vergelijkingen met de ‘grote klassiekers’. Niet te veel hoge illusies. Plezier in stand proberen te houden, tobben kan altijd nog als je weer thuis bent. Uitbreiding en verdieping van het repertoire van de cursist, daar gaat het vaak om. Hoe kun je vooruitgang laten boeken en vooral: hoe maak je dat zichtbaar? In Amerika bestaan al sinds de jaren zestig aan veel universiteiten volledige academische studies creative writing. In Nederland begint het te komen.

Jan van Mersbergen schreef met Berichten uit het washok een bijzonder aardig, aansprekend en bruikbaar boek(je) met ‘literaire en praktische schrijftips’. Met die ‘tips’ loopt het wel los, hij is er terecht voorzichtig mee, omdat hij weet dat je cursisten daarmee niet ineens vooruitgang laat boeken. Je moet ze zelf op schrijftips laten komen. Goed is ook dat hij niet de nadruk legt op een ‘persoonlijke’ stijl of een eigen toon, dat is bij sommige cursussen weleens anders: ‘Dat persoonlijke heeft te maken met stijl en vertelkeuzes, en met opzet doe ik daar in deze workshops niks aan. Dat is er al.’

Vooral dat laatste kwam er bij mij goed in. Ja, dat is er al. Je kunt natuurlijk je cursist direct hevig laten tobben over een ‘persoonlijke’ stijl, maar dan dreigt de kar toch al snel in zand vast te lopen. Laat ze maar gaan. Van Mersbergen maakt wel vaker opmerkingen die op het eerste gezicht banaal lijken maar toch een hoop getob bij aankomende schrijvers de kop in kunnen drukken. Zo meldt hij tussen neus en lippen door dat je vooral niet moet gaan zitten dubben over de drijfveren van personages, waar in veel cursussen over wordt gejeremieerd. Die drijfveren van personages zijn er altijd, als je begint te schrijven zijn ze er al, daar hoef je je niet meer mee bezig te houden. Schrijven maar.

Waar het bij Van Mersbergen wel om gaat is het ‘perspectief’ waarmee je werkt en hoe dat bij lezers binnenkomt. ‘Op deze manier zijn plaats, tijd, personage en de vertelling bepalend voor het verhaal.’ Hij bespreekt in een aantal ‘cursusbijeenkomsten’ mogelijke aanpakken, hij bombardeert de lezer tot cursist en wij krijgen in het begin van ieder hoofdstukje een opdracht. ‘Misschien kan de lezer zelfs meeschrijven.’ Concreet en doelgericht dus. De eerste opdracht luist bijvoorbeeld: ‘Schrijf een verhaal van ongeveer driehonderd woorden over één personage dat over een dijk loopt. Laat dit personage het verhaal zelf vertellen in de tegenwoordige tijd. Een ik-verteller dus. Op een dijk. In het heden.’ Op zich is deze opdracht al prima geformuleerd, dit geeft bij de lezer/cursist veel vertrouwen. Vervolgens gaat hij in ieder hoofdstukje (de opdrachten worden steeds ingewikkelder) in op mogelijke invullingen van de opdracht. Hij gebruikt voorbeelden uit het werk van zijn lievelingsschrijvers, nee, niet de usual suspects als Nabokov en Flaubert, maar zijn persoonlijke helden: Annie Proulx, Cormac McCarthy, Peter Terrin, Marlene van Niekerk, Willy Vlautin.

Wat is dit voor personage, wat is diens perspectief? Hier gaat het steeds om, niet om het plot, want dat hoort nu eenmaal bij verhalen vertellen. Hij wil laten zien welke effecten verschillende settingen, perspectieven en vertelwijzen op de lezer hebben. Zeer fraai zijn bijvoorbeeld de bespiegeling over Gerbrand Bakkers zinnetje uit Boven is het stil: ‘Ik loop het land op en schud met de emmer.’ Bakker zelf vindt dat je er niet te lang over na moet denken, maar Van Mersbergen zet dit schitterende zinnetje terecht in het zonnetje.

Dit boek werkt, ik was een brave en geïnteresseerde cursist, genoot van de voorbeelden, was dankbaar voor Van Mersbergens persoonlijke achtergrondverhalen. Over de moeite die het hem kostte om met ik-romans te gaan werken en welke rol stotteren bij de ontwikkeling van zijn schrijfkunst speelde. Mooi en treffend. Ook dit gaf aan zijn boek een weldadige persoonlijke sfeer. Je voelt je als cursist niet in de steek gelaten. (Kees ’t Hart)

Trouw

Twee oude bekenden ontmoeten elkaar bij de Blokker, voor het eerst sinds lange tijd. Ook is er een winkelmedewerker. Schrijf over deze ontmoeting een verhaal van driehonderd woorden in de verleden tijd. Wat zit er in het winkelmandje? Een gootsteenontstopper, bestek voor een nieuwe uitzet? Passen die spullen bij het verhaal? Zo luidt een van de opdrachten uit Berichten uit het washok van Jan van Mersbergen. Hij geeft al jaren workshops, aanvankelijk live, maar sinds corona via Zoom, vanaf de zolder waar zijn wasmachine staat.

Berichten uit het washok is min of meer zijn cursusboek, het bevat veel praktische opdrachten. Tussendoor geeft Van Mersbergen weinig theorie, wel voorbeelden uit de literatuur, want de aspirant-schrijver moet vooral lezen. Ook films bieden inspiratie. Zo vroeg Van Mersbergen zich tijdens het schrijven af: hoe zou Clint Eastwood deze scène spelen? ‘Omdat deze acteur geen woorden nodig heeft om de kijker te tonen hoe hij zich voelt en wat er in hem omgaat.’ Het is een enthousiasmerend boekje, waarin helaas de uitwerking van de opdrachten ontbreekt. Voorbeelden van zo’n Blokker ontmoeting waren leuk en leerzaam geweest. Maar daarvoor moet je natuurlijk de workshop volgen. (Iris Pronk)

Margriet van Dijk

Schrijven is persoonlijk. Lezen ook. Bovendien is het belangrijk dat als je schrijft om gelezen te worden, het ook voor lezers interessant is. Dat maakt dat Jan van Mersbergen geen techniek voorlegt om je als aspirant schrijver eigen te maken, maar laat zien hoe je door het lezen van werk van anderen, patronen kunt ontdekken die wel of niet werken. Bijvoorbeeld: maakt een verhaal je verwachtingen als lezer waar? Is het te voorspelbaar? Is het te onverwacht? Om die fijne balans te kunnen maken in een verhaal zodat het niet te (on)voorspelbaar is maar het wel spanning heeft en er een lijn in zit, helpt het om gericht te lezen, waarbij je op zoek gaat naar de antwoorden op de vragen die je je vooraf hebt gesteld. Waarbij Van Mersbergen er op zijn karakteristieke subtiele manier erop wijst dat je als lezer, maar ook als lezende schrijver, in het beoordelen ook rekening moet houden met je eigen veronderstellingen.

In Berichten uit het washok worden nog meer onderzoeksvragen genoemd die je hiervoor kunt gebruiken. Van Mersbergen kan je leren om die insteek te hanteren van onderzoek, al doende wél  kennis te maken met technieken, maar zo dat de magie in het schrijven behouden blijft. Hij noemt dit het ontwikkelen van een antenne. Het werkt echt. Door zo aan de slag te gaan met ontdekken, kun je het toepassen in de voorbereiding, terwijl je schrijft en met analyse als de eerste versie van het verhaal af is. Het heeft onder andere betrekking op perspectief, tijd, locatie, conflict, dialoog, gedachten, observaties, omgeving, fysieke gewaarwordingen.

Al schrijvend met een nog nader te kalibreren antenne liet ik mijn personage eens omhoog kijken omdat ik wilde ontdekken hoe de omgeving was en wat ik zag in mijn geestesoog te kunnen verwerken in mijn verhaal. Een keer hoorde ik het Van Mersbergen tijdens het schrijven in mijn hoofd zeggen: ‘perspectieffout’. Toen schreef ik maar door en corrigeerde ik het achteraf.

Van Mersbergen is kritisch, maar altijd op een manier waarop verhalen worgen gerespecteerd. Hij noemt als eigen commentaar op een verhaal dat het proza behoorlijk werd dichtgetimmerd. Hielp me meteen om stiekem (door deze review toch en plein public) even terug te lezen in mijn laatste verhaal of ik het teveel had dichtgetimmerd. In Berichten uit het washok noemt Van Mersbergen ongeveer 60 boeken van anderen om dingen te verduidelijken, te illustreren of te inspireren. Pas tegen het einde, noemt hij eigen verhalen. Dat vond ik ook het sterkste deel uit Berichten uit het washok. Logisch, want schrijven is persoonlijk.

Een inspirerend boek. Aangezien schrijven en lezen persoonlijk is, verwacht ik dat jij er weer andere dingen uit haalt dan ik en ook dat je als je verandert door de tijd heen, er weer andere dingen uit kan opsteken, om zo je antenne verder bij te schaven wanneer er weer dingen veranderen in de loop van de tijd. Een naslagwerk met veel inspiratie om je schrijven en lezen aan te kunnen verbeteren.

Tzum

Er zijn veel boeken over schrijven. De Schrijfbibliotheek van uitgeverij Atlas Contact is de bekendste in het Nederlands, denk ik. Bij schrijfonderwijs (en kunstonderwijs in het algemeen) zijn er ruwweg twee methoden: aan de hand van theorie voorschrijven hoe het moet, of iemand alleen helpen zijn eigen manier te vinden en daarbij techniekbewust maken. In mijn ogen is de eerste manier voor hobbyisten; daarmee krijg je snel positieve ervaringen want het lukt meestal wel om een voorbeeld na te volgen. Daarmee kweek je klonen en geen nieuwe stemmen. De andere manier is moeilijker: door feedback te geven op trial and error wordt langzaam duidelijk waar iemands talenten liggen en wat iemand te zeggen heeft. Dat vergt doorzettingsvermogen en tijd maar daardoor kom je wel tot originaliteit. Er is ook niet één juiste manier, er is alleen de manier die bij jou past. De vraag die daarna rijst is: bij welke lezers past die manier?

Jan van Mersbergen geeft al lang schrijfworkshops en feedback op teksten. Hij focust daarbij op hoe een tekst overkomt op lezers. Dat is namelijk niet voorspelbaar: het is persoonlijk. In de workshops kan een cursist door middel van alle verschillende reacties van mede-cursisten ontdekken welke keuzes in het schrijfproces welke reacties oproepen. In de corona-periode moest dat online plaatsvinden en Van Mersbergen bouwde daartoe zijn washok om tot webcamstudio. Die sessies heeft hij uitgeschreven in het boek Berichten uit het washok. Die titel geeft al aan dat Van Mersbergen niet verheven doet over zijn coaching: schrijven is een ambacht, geen goddelijke inspiratie.

Aan de hand van opdrachten laat hij zijn cursisten hun mogelijkheden ontdekken. De setting en het perspectief zijn deel van de opdracht. Bijvoorbeeld: iemand loopt op een dijk. Waar gaat hij heen, waar komt hij vandaan, wat denkt hij, wie komt hij tegen? Later moet de scène herschreven worden vanuit een ander perspectief (iemand ziet de persoon op de dijk lopen). In het herschrijven ligt het ambacht en de bewustwording van technische zaken.

Een ander belangrijk aspect is de volgorde: moet je eerst een situatie duiden en dan die beschrijven, of andersom? Dus eerst ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze’(Tolstoi) en daarna een ongelukkig gezin beschrijven, of eerst dat gezin en dan de wijsheid? Ik kom nu met een inmiddels overbekende zin maar Van Mersbergen haalt steeds sterke en frisse voorbeelden uit zijn boekenkast, vaak Amerikaans. Ook uit zijn eigen schrijfpraktijk en zijn eigen observaties haalt hij voorbeelden, zoals een optreden van Claire-Louise Bennett, die steeds over haar been wreef. Of ze zich daarvan bewust was, vroeg hij haar. ‘Jawel, ik ben zo.’ Veelbetekenende details leren zien: ‘schrijven is kijken’.

Van Mersbergen is zich bewust van die twee soorten docenten. Hij beschrijft dat mooi aan de hand van ijzerhandel De Haan, bij hem in de buurt, waar klanten op kleinerende toon te horen krijgen ‘zo moet je dat niet doen’. In het vak stellen veel mensen zich zo op. Oordelend, betweterig. ‘Nabokov zou dat nooit zo opschrijven.’ Alsof zij ingewijd zijn. Van Mersbergen ziet het anders, die zit in zijn washok en kijkt samen met zijn leerlingen naar de interactie tussen schrijver en lezer, een spel tussen mensen, dat steeds weer anders uitpakt. Niet goed of fout, maar eigen.

De nuance van deze tweedeling tussen de alwetenden en de dommertjes, tussen de ijzerhandelaren en de beunhazen, tussen de mensen die hun was laten doen en zij die zelf ploeteren is dat niet iedereen een schrijver van betekenis kan zijn. De oordeelloze opstelling van Van Mersbergen zou werkelijk talentloze mensen kunnen stimuleren om maar te blijven aanklooien. In een groepsles ga je niet en plein public iemand vragen of hij iets te zeggen heeft aan de wereld. Maar misschien gaat het daar niet om, in het washok: schrijfplezier is waar Van Mersbergen naar zoekt, en wat hij ook kan brengen, door nieuwe inzichten aan te reiken, andere mogelijkheden, onverwachte genres (wat gebeurt er als je dit verhaal herschrijft als sprookje?), dingen leren weglaten.

Al met al is het een aanstekelijk boek, je krijgt zin om meteen je aan te melden voor de nieuwe schrijfcursus. Ik mis de reacties van de medecursisten op de verhalen, want dat is de rijkdom van zulke sessies, iedereen ziet iets anders, heeft een andere voorkeur en andere leeservaring. Maar wellicht zijn die reacties bewust weggelaten: zo is dit boek de ideale reclame voor de schrijfcursus in het washok. Bonte was, lang programma. (Hanz Mirck)

frappatijs

Naast de 10 voor mijn eindexamen-essay schreef mijn leraar Nederlands: ‘Je hebt ongetwijfeld talent. Dus lees veel!’ Had hij dat in 2024 gezegd dan had hij ongetwijfeld (ook) dit boek aangeraden. Het was goed geweest als er destijds zo’n gids bestond!

Sander Steggink

Wat een heerlijk, enthousiasmerend boek over schrijven en (bovenal) lezen!

Jan Laboyrie

Wat een ontzettend leuk boek!