Morgen wordt mijn dochter achttien. Dat is geweldig voor haar, en ook een beetje een rare dag want ze zal morgenochtend horen is ze geslaagd is voor het gymnasium – ik heb er alle vertrouwen in. Voor mij is haar achttiende verjaardag een afsluiting en tegelijk een nieuw begin.
Nu mijn beide oudste kinderen achttien zijn, volwassen zoals dat heet, voelt het voor mij als het einde van een lang gevecht dat deze twee door hun tienerjaren heen moest helpen. Sinds maart 2018 wonen ze bij mij. Ze waren toen zes en tien jaar oud.
Met hun moeder heb ik geen contact, iets wat ik eigenlijk pas het afgelopen jaar werkelijk afgesloten heb. Dan maar geen contact. In die jaren heb ik voor mijn kinderen gezorgd met alles wat daarbij hoort, en keek ik uit naar deze achttiende verjaardag van de jongste. Het zorgen zal zeker niet veranderen, laat staan weggaan, wel is er bij mij een gevoel dat ik het gehaald heb.
Afleveren is een heel vreemd woord als het om kinderen gaat, toch voelt het alsof ik ze afgeleverd heb, in mijn eentje heb ik deze twee naar dit moment op de tijdlijn geloodst. Ze mogen allebei stemmen, ze koken soms zelf. Ze hebben hun eigen zorgverzekering. Ze slaan hun vleugels uit. Mijn zoon handelt, mijn dochter gaat studeren (als ze morgen gebeld wordt en gaat gillen van yes!), het leven ligt voor ze open, en dat was lange tijd niet het geval.
Ik weet: ze vinden mij soms echt een verschrikkelijke idioot, maar dat hoort er ook bij, zeker als ze zich enkel tegen mij af kunnen zetten en niet tegen hun moeder. Dus dat vang ik dubbel op. Het vechten en stechelen hoort bij het toewerken naar volwassenheid, en eigenlijk hou ik wel van een beetje conflict. Ik bijt me er net zo in vast als in het bereiken van de dag van morgen.
Ik heb een cadeau, we gaan binnenkort uit eten, er zal taart zijn en proosten. Daar gaan ze.